Arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over Fosfaatrechten en pacht

28 maart 2019

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 26 maart jl. een arrest gewezen, waarnaar in de agrarische sector, door pachters en verpachters, reikhalzend werd uitgekeken. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de fosfaatrechten in beginsel aan de pachter toekomen en er geen verplichting is voor de pachter om deze fosfaatrechten bij het einde van de pacht over te dragen aan de verpachter.

Met ingang van 1 november 1985 heeft de rechtsvoorganger van de verpachter, aan de vader van de huidige pachter een hoeve verpacht. Naast de bedrijfsgebouwen en woning bestond het gepachte uit ongeveer 40 ha grond. De pachter exploiteerde een melkveehouderij. In januari 2018 is aan het bedrijf van de pachter 2365 kg fosfaatrechten toegekend. De verpachter heeft aanspraak gemaakt op overdracht van de fosfaatrechten tegen vergoeding van 50% van de waarde aan de pachter bij het einde van de pacht, dan wel vergoeding van 50% van de waarde minus 10% korting bij overdracht.

De verpachter heeft zich in deze procedure gebaseerd kort gezegd op het standpunt dat voor fosfaatrechten dezelfde systematiek moet worden toegepast als gold, dan wel geldt voor het melkquotum en andere productierechten. De pachter is het  daar niet mee eens en vindt dat er geen aanleiding is om de verpachter te laten delen in de (waarde van) aan hem toegekende fosfaatrechten.

Het hof overweegt dat in de pachtovereenkomst  (logischerwijs) niets is geregeld over de vraag aan wie de fosfaatrechten toekomen bij het einde van de pachtovereenkomst, omdat het systeem van fosfaatrechten nog niet bestond bij het aangaan van de overeenkomst in 1985. In de Meststoffenwet is ook niet iets geregeld voor het geval de houder van het vee aan wie fosfaatrechten zijn toegekend een pachter is. Op grond van de Meststoffenwet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen zijn fosfaatrechten vrij overdraagbaar. Er bestaat geen verplichting tot overdracht van fosfaatrechten bij overgang van grond, vee of gebouwen. De rechten zijn vrij verhandelbaar en hebben in korte tijd een hoge waarde gekregen.

Het gerechtshof ziet geen reden aan te sluiten bij jurisprudentie betreffende melkquotum en ziet ook verschillen met (andere) productierechten en betalingsrechten.

Slechts onder bepaalde voorwaarden bestaat volgens het gerechtshof op grond van de redelijkheid en billijkheid een verplichting tot overdracht van de fosfaatrechten. Alleen in het geval de verpachter langdurig bedrijfsmiddelen aan de pachter ter beschikking heeft gesteld die voor het bedrijf van de pachter van overwegend belang zijn om zijn bedrijf te kunnen exploiteren, heeft de verpachter een aanspraak op fosfaatrechten. Volgens het hof moet daarvoor aan een aantal samenhangende voorwaarden worden voldaan.

“Als partijen in de pachtovereenkomst niets (anders) zijn overeengekomen, is de pachter alleen verplicht tot overdracht van fosfaatrechten aan de verpachter indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • tussen verpachter en pachter bestond op 2 juli 2015 een reguliere pachtovereenkomst of een geliberaliseerde pachtovereenkomst die bij het aangaan 12 jaar of langer duurt;
  • het betreft hoevepacht of pacht van minimaal 15 ha grond of pacht van een gebouw; het gebouw moet specifiek zijn ingericht voor de melkveehouderij en voor de uitoefening daarvan noodzakelijk zijn en door de verpachter ten behoeve van het bedrijf van de pachter aan de pachter ter beschikking zijn gesteld;
  • de fosfaatrechten worden voor 50% toegerekend aan de gebouwen en 50% aan de grond die de pachter op 2 juli 2015 ten behoeve van het gehouden vee ten dienste stonden en naar verhouding toegerekend aan het gepachte;
  • de verpachter dient aan de pachter 50% van de marktwaarde van de over te dragen fosfaatrechten per datum einde pachtovereenkomst te betalen.

De juridische grondslag voor dit oordeel is gevonden in de aard van de pachtovereenkomst en de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW).”

Ongetwijfeld zal ook deze uitspraak leiden tot interpretatiegeschillen. Daarnaast kan men bijvoorbeeld vraagtekens zetten bij de 50% verdeling en de voorwaarde dat het bij pacht van grond om pacht van minimaal 15 ha moet gaan (daarvan geeft het hof overigens ook zelf al aan dat die grens arbitrair is). Bovendien is na het eindarrest nog cassatie mogelijk bij de Hoge Raad. Dit alles arrest neemt niet weg dat het gerechtshof voor de agrarische rechtspraktijk  de broodnodige handvaten heeft gegeven waarmee wellicht procedures kunnen worden voorkomen.