Burenrecht: onrechtmatige hinder ondanks bouwvergunning?

8 december 2014

Stelt u zich voor: onverwacht en zonder daarover afspraken met u te hebben gemaakt, laten uw buren in hun tuin een betonnen fundering aanbrengen, op 5 tot 10 centimeter afstand van de zijgevel van uw woning. De ruimte tussen de betonnen fundering en uw zijgevel vullen uw buren op met piepschuim platen, waardoor een aantal luchtroosters van de kruipruimte van uw woning wordt afgedekt.

Zodra u van de bouw kennisneemt, gaat u verhaal halen bij uw buren. Zij delen u mede dat zij bezig zijn in hun tuin een schuur te bouwen, met een nokhoogte van bijna 5 meter, die op een afstand van 5 tot 10 centimeter parallel aan de zijgevel van uw woning komt te staan. Voor u betekent dit dat deze schuur het (hoog gelegen) raam aan deze kant van uw achterkamer volledig zal afdekken.

Met deze gang van zaken bent u het niet eens. Uw buren geven u echter te kennen dat zij al lang en breed een vergunning van de gemeente hebben verkregen, op grond waarvan zij hun schuur mogen bouwen en dat zij de fundering reeds hebben aangelegd. U bent ten einde raad. Betekent dit dat u op grond van het burenrecht geen acties meer kunt ondernemen om de bouw tegen te gaan?

Hinder?

In de situatie waarin uw buren u hinderen, bijvoorbeeld door u (dag)licht te onthouden is artikel 5:37 BW van belang. Dit artikel luidt als volgt:
De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun.

Onlangs boog de Rechtbank Gelderland  zich over de hierboven (in de kern) omschreven kwestie. De Rechtbank diende met name te oordelen over de vraag of het wegvallen van de lichtinval zodanig ernstig zou zijn, dat sprake is van onrechtmatige hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW waardoor de bouw van de schuur op deze wijze geen doorgang zou mogen vinden.

Beoordeling onrechtmatige hinder

De beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, zo oordeelt de Rechtbank. Een belangenafweging dient dus plaats te vinden. Over en weer voeren beide buren argumenten aan. Voldoende wordt aangetoond dat er een aanzienlijk verschil in belichting zal zijn tussen een verduisterde en een niet-verduisterde situatie en dat het belang bij een niet-verduisterde situatie groot is, mede nu het een achterkamer c.q. woonkamer betreft, een kamer die bestemd is om daarin overdag te verblijven.

Interessant in deze zaak is hoe de Rechtbank omgaat met het argument van de buren, dat zij reeds een bouwvergunning hebben verkregen, en dat de gemeente bij verlening daarvan al rekening zou hebben gehouden met het raam waardoor van onrechtmatige hinder geen sprake kan zijn.

Invloed bouwvergunning

Naar vaste rechtspraak hangt de vraag of en in hoeverre een door de overheid verstrekte vergunning invloed heeft op de beoordeling of er sprake is van onrechtmatige hinder, af van de aard van de vergunning en het belang dat wordt nagestreefd met de regeling waarop de vergunning berust. Een bouwvergunning wordt doorgaans uitgegeven binnen de kaders van het bestemmingsplan, dat normaliter (en ook in deze zaak) een algemene regeling betreft waarin met individuele aangelegenheden als het hebben van een raam geen rekening wordt gehouden. Uit de verleende bouwvergunning bleek verder niet dat de gemeente op andere gronden rekening had gehouden met het belang bij het hebben van een raam, in die zin dat men bij verduistering daarvan door een daartegen op te richten bouwwerk hinder zou kunnen ondervinden.

Oordeel van de Rechtbank

De Rechtbank concludeert dan ook dat het feit dat reeds een bouwvergunning is verleend, niet in de weg staat aan volledige toetsing aan artikel 5:37 BW. De Rechtbank oordeelt vervolgens dat van een rechtens te respecteren belang van de buren bij het bouwen schuur in door hen gewenste uitvoeringsvorm (volledig afdekken van het raam) in onvoldoende mate was gebleken. Niet vaststond dat de buren niet voor een minder bezwaarlijke uitvoering van de schuur hadden kunnen kiezen, bijvoorbeeld middels een plat dak. Mede daarom diende het belang van een onbelemmerde lichtinval te prevaleren boven de bouw conform de bouwvergunning. De reeds geplaatste betonnen fundering mocht wel blijven liggen, ware het niet dat de piepschuim platen moesten worden weggehaald op die plaatsen waar deze de luchtroosters afdekten: het is een feit van algemene bekendheid dat een kruipruimte moet worden geventileerd om schimmelvorming en houtrot te voorkomen. Volledige toetsing aan artikel 5:37 BW met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, pakte dus nadelig uit voor de buren die conform de aan hen verleende bouwvergunning aan de bouw van hun schuur uitvoering wilden geven.

Kortom
Zelfs in geval uw buren claimen dat zij in hun recht staan omdat zij reeds een bouwvergunning hebben verkregen, betekent dit niet dat u met lede ogen hoeft toe te zien dat zij u met het handelen conform de bouwovereenkomst (onrechtmatige) hinder toebrengen, nu een bouwvergunning doorgaans op algemene gronden wordt verleend en met individuele omstandigheden meestal geen rekening wordt gehouden. De weg naar de civiele rechter en toetsing aan alle omstandigheden van het geval staan u dus ook dan ten dienste. Omgekeerd; het feit dat aan u reeds een bouwvergunning is verleend, pleit u niet automatisch vrij: ook wanneer u overeenkomstig de bouwvergunning handelt, kan sprake zijn van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW.

Komt u er niet meer uit met uw buren, brengen zij u hinder toe en vraagt u zich af in hoeverre u een en ander juridisch hoeft te dulden? Neemt u dan gerust contact op met een van onze bouwrechtspecialisten.

Gerelateerde actualiteiten