De echtelijke woning

12 januari 2015

U gaat scheiden, wat nu? U moet denken aan de kinderen, aan alimentatie en aan een boedelverdeling. Een belangrijk en lastig onderdeel van de boedelverdeling is de verdeling van de echtelijke woning. Vaak blijft één van de echtgenoten in de echtelijke woning wonen en gaat de ander op eigen kosten in een andere woning wonen. De vertrekkende echtgenoot blijft echter wel aansprakelijk voor de betaling van de maandelijkse hypotheekrente. De samenwoning is dus feitelijk beëindigd, maar de hoofdelijke aansprakelijkheid en de betalingsverplichtingen verbonden aan de hypothecaire geldlening blijven wel bestaan. Het is dan ook zeer van belang dat duidelijke afspraken worden gemaakt, waarbij ondermeer rekening wordt gehouden met de fiscale consequenties.

Niet alleen het huwelijk wordt beëindigd, maar ook het fiscaal partnerschap. Partijen lijken deze belangrijke en vooral complicerende consequentie bij het maken van afspraken over de echtelijke woning vaak over het hoofd te zien.

U bent als echtgenoten elkaars fiscaal partner. Ook als u niet bent getrouwd maar wel op hetzelfde adres staat ingeschreven en een samenlevingscontract heeft, elkaars pensioenpartner bent, samen eigenaar bent van de woning of op het adres ook een kind van tenminste een van beiden staat ingeschreven, bent u elkaars fiscaal partner (artikel 5a Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en artikel 1.2 Wet IB 2001).
Het staat fiscale partners vrij om zelf te kiezen wie bepaalde aftrekposten, zoals de eigen woning, aangeeft in de aangifte. Uiteraard zal de partner met het hoogste inkomen de aftrekpost voor de eigen woning opvoeren, zodat het maximale belastingvoordeel kan worden behaald. Dit wordt de vrije toedeling genoemd.

Op het moment dat het verzoekschrift tot echtscheiding wordt ingediend èn u niet meer op hetzelfde adres bent ingeschreven vervalt het fiscaal partnerschap. In de andere hiervoor genoemde gevallen vervalt dit zodra u niet meer op hetzelfde adres bent ingeschreven.
Na beëindiging van het fiscaal partnerschap dient elke partner zelfstandig aangifte te doen, zodat de vrije verdeling van de aftrekpost “eigen woning” dus ook komt te vervallen. Waar voorheen één partner de volledige hypotheekrente mocht aftrekken, is het na beëindiging van het fiscaal partnerschap enkel toegestaan om slechts 50% (uitgaande van gemeenschap van goederen of gezamenlijk eigendom) van de hypotheekrente af te trekken. Ex-echtgenoten zijn namelijk slechts eigenaar van de onverdeelde helft van de woning. Het wel of niet zijn van fiscaal partner heeft dus gevolgen voor (het behoud van) de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. In het jaar van echtscheiding is het overigens nog wel mogelijk om voor dat betreffende jaar te kiezen voor fiscaal partnerschap, zodat de aftrek nog vrij verdeeld kan worden.
 
Zoals zojuist opgemerkt, is een voorwaarde voor aftrek van de hypotheekrente dat het de hypotheekrente van de “eigen” woning betreft. De vertrekkende partner heeft echter geen hoofdverblijf meer in de echtelijke woning, zodat niet langer aan deze voorwaarde wordt voldaan. In beginsel zou dit betekenen dat het recht van hypotheekrenteaftrek voor de vertrekkende partner volledig vervalt. Hier is echter een overgangsregeling voor ontworpen, de zogenoemde scheidingsregeling. De scheidingsregeling houdt in dat de partner die niet langer het hoofdverblijf heeft in de echtelijke woning, maar nog wel hypotheekrente ten behoeve van de (voormalige) echtelijke woning betaalt en nog mede-eigenaar is van de woning, nog twee jaar recht heeft op hypotheekrenteaftrek. Wederom slechts voor zijn of haar onverdeelde aandeel in de woning. Daarna kan dit niet meer, zodat na verloop van twee jaar rekening gehouden dient te worden met de bruto lasten.

Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Neem contact op met één van onze familierechtadvocaten!