Parkeren en bouwplannen: waar moet je als initiatiefnemer rekening mee houden?

15 augustus 2019

In de steeds drukker wordende straten van onze steden speelt het onderwerp parkeergelegenheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een grote rol. Een uitbreiding van een woongebouw of een splitsing van een pand brengt meer bewoners met zich en leidt dan ook tot toename van de parkeerdruk. In deze blog ga ik kort in op waar je als initiatiefnemer van dergelijke bouwprojecten rekening mee houden.

De norm is niet altijd duidelijk

Vroeger hadden de gemeenten de mogelijkheid om parkeernormen in de gemeentelijke bouwverordening op te nemen. Het daarin opgenomen modelartikel bepaalde, kort gezegd, dat als de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding gaf, in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s moest worden voorzien. Aan deze praktijk kwam op 29 november 2014 een einde. Door de wetgever is per die datum bepaald dat voor stedenbouwkundige voorschriften, waaronder parkeervoorschriften, geen plaats meer was in de gemeentelijke bouwverordening. De gemeenten kregen van de wetgever tot 1 juli 2018 de tijd om parkeervoorschriften in bestemmingsplannen op te nemen. De bestemmingsplannen die na 29 november 2014 zijn vastgesteld vallen niet onder het overgangsrecht. Dit betekent dat, wanneer parkeernormen in deze bestemmingsplannen ontbreken, het voor de gemeente niet mogelijk is om, in het kader van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning aan parkeernormen te toetsen. Dit betreft een “parkeernormgat” dat in veel gemeenten op dit moment aan de orde is. De regeling ontbreekt of is zodanig algemeen en weinig concreet, dat toetsing van een aanvraag hieraan niet mogelijk of niet redelijk is. 

Per 1 juli 2018 geldt aldus dat alle bestemmingsplannen moeten beschikken over een planregeling die borgt dat wordt voorzien in ‘voldoende parkeergelegenheid’. Dat kan door parkeernormen rechtstreeks in de planvoorschriften op te nemen, of door in de planregels te verwijzen naar het gemeentelijke parkeerbeleid. Hierbij is echter wel van belang dat het duidelijk moet zijn wat precies met ‘voldoende parkeergelegenheid’ wordt bedoeld.

De norm is soms flexibel

Zo moet dus sprake zijn van een duidelijke en concrete norm. Het verwijzen naar het parkeerbeleid in het bestemmingsplan maakt de eisen, ten aanzien van ‘voldoende parkeergelegenheid’, aardig flexibel aangezien een wijziging van beleidsregels aanzienlijk eenvoudiger is dan een wijziging van een bestemmingsplan. Aan de hand van nieuwe ontwikkelingen kan de noodzaak bestaan om ook nieuwe parkeernormen vast te stellen. Zo gold enige jaren geleden één parkeernorm voor alle supermarkten, terwijl nog niet zo lang geleden voor supermarkten zelfs helemaal geen aparte parkeernorm bestond. Nu wordt voor supermarkten gedifferentieerd tussen de verschillende typen supermarkten die bestaan: discount of fullservice, laag of hoog segment. Het verwijzen in het bestemmingsplan naar het parkeerbeleid is voor de gemeente zeer wenselijk, maar maakt dat tegen de parkeernormen an sich geen rechtsbescherming mogelijk is. 

Uitzondering op de norm vaak mogelijk

In veel gevallen zal een bestemmingsplan aldus voorschrijven dat een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. In de praktijk is het niet altijd mogelijk om aan die regel te voldoen. Ik kom vaak bouwplannen tegen die in het geheel niet in parkeergelegenheid kunnen voorzien. Een bestemmingsplan kan daarom een afwijkingsmogelijkheid bevatten om, onder voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning, af te wijken van de algemene regel. Deze regels moeten wel voldoende concreet en voldoende duidelijk zijn.

Zo is het in de gemeente Groningen mogelijk een vrijstelling te geven van de parkeernorm wanneer de gemeente vindt dat andere belangen zwaarder wegen dan het verkeerskundige belang. De gemeente kan bijvoorbeeld grote economische of volkshuisvestelijke voordelen verwachten van het realiseren van het bouwplan, die in de belangenafweging een doorslag kunnen geven. Ook is het in Groningen mogelijk om vrijstelling te krijgen door aan te tonen dat een deel van de parkeerplaatsen van de parkeerbehoefte niet nodig is, bijvoorbeeld omdat de gebruikers een andere vervoerswijze kiezen. Hiervoor kan een zogenaamd vervoersmanagementplan worden opgesteld dat bij de beoordeling van de aanvraag wordt betrokken.

Wilt u meer weten?

Wilt u duidelijkheid hebben over de vraag of, en zo ja, aan welke (parkeer)normen uw bouwplan moet voldoen, of is uw aanvraag afgewezen omdat deze in strijd is met de parkeernorm? Hebt u bedenkingen bij een ter inzage gelegd ontwerp-bestemmingsplan als het gaat om de parkeernorm? Of hebt u een andere vraag op het gebied van ruimtelijk bestuursrecht? Neem dan gerust contact op met Sander van Gent.