Tijd is geld (t = €)

14 januari 2019

Wiskunde was op de middelbare school absoluut mijn favoriete vak. Ik vond de wiskundige formules zoals a2 + b2 = c2, met vaststaande onbetwistbare uitkomsten als gevolg, een verademing in een periode van puberale onzekerheid. Binnen de advocatuur is de wiskundeknobbel een relatief zeldzaam figuur; de meeste advocaten zijn diehard alfa’s. Dat vind ik best bijzonder, aangezien analytisch denkvermogen als een belangrijke eigenschap van advocaten wordt beschouwd.

Men zegt wel eens ‘tijd is geld’. Maar klopt het gezegde ‘tijd is geld’, (wiskundig: t = €), juridisch?

De rechtbank Noord-Holland deed hierover afgelopen zomer uitspraak. Een student volgde bij de particuliere universiteit Nyenrode een studie met de patserige naam ‘Executive Master of Business Administration Procurement Management’. Na afronding van de opleiding zou de student een MBA-titel krijgen, omdat de opleiding via de Whittemore School of Business and Economics zou zijn geaccrediteerd. Vier jaren later bleek dat de opleiding helemaal niet was geaccrediteerd en dat de student dus geen MBA-titel kreeg. Oeps!

Vergoeding voor het verlies van vrije tijd

De student beëindigde de opleiding en vorderde naast het betaalde collegegeld en reiskosten, ook een vergoeding voor het verlies van vrije tijd over de afgelopen vier jaren. De student gaf aan dat hij voor het volgen van de opleiding heel veel vrije tijd had opgeofferd. Hij heeft een berekening gemaakt en daaruit volgt dat hij in totaal 2.678 uren aan de opleiding en reistijd heeft besteed. Hij stelt dat een uurtarief van € 3,69 per uur netto in zijn situatie redelijk is, omdat hij naast een fulltime baan slechts spaarzaam vrije tijd had.

De student verwijst in de zaak naar een analyse van L.T. Visscher. In deze analyse geeft L.T. Visscher aan dat uit uiteenlopend onderzoek volgt dat de waarde van een statistisch leven (WSL) ongeveer € 6 miljoen bedraagt. In Nederland is de gemiddelde levensverwachting ongeveer 80 jaar. In één jaar zitten gemiddeld 8.765,81 uren. De som is dan € 6 miljoen / 80 jaren / 8.765,81 = € 8,56 per statistisch levensuur.

L.T. Visscher meent echter dat de Quality Adjusted Life Year (QALY) een betere berekeningsmaatstaf is dan de WSL. De  QALY maatstaf drukt de kwaliteit van leven uit in een getal tussen de 1.0 (perfecte gezondheid) en 0.0 (dood). Als de benadeelde persoon gezond en gelukkig was, dan resulteert een daling in het geluksniveau naar ‘somewhat unhappy’ of zelfs ‘very unhappy’ in een daling van ongeveer 0,206, respectievelijk 0,494 punten. Uit Europees onderzoek volgt een gemiddelde waarde van ongeveer € 65.500,– bij 1.0 QALY. Dat is € 65.500,– /  8.765,81 uren per jaar = € 7,47 per uur. Bij een daling naar ‘somewhat unhappy’ is de schade € 7,47 * 0,206 = € 1,54 per verloren uur. Bij een daling naar ‘very unhappy’ is de schade € 7,47 * 0,494 = € 3,60 per verloren uur.

De rechtbank beslist dat wanneer het verlies van vrije tijd wordt opgevat als het verloren gaan van een inspanning die bestaat uit een investering in persoonlijke ontwikkeling, die inspanning als productieve arbeid is te duiden en op geld kan worden gewaardeerd. Aangezien het volgen van de opleiding niet tot een MBA-titel heeft geleid, is sprake van schade. Deze schade, in de vorm van aanzien, carrièrekansen en status, is lastig op geld waardeerbaar. De rechtbank vindt het daarom toelaatbaar de schade vast te stellen op de waarde van de uitgaven die zijn gedaan om de studie te volgen. Die uitgaven omvatten ook de opgeofferde, op geld waardeerbare eigen tijd. De rechtbank gaat mee met het door de student gevorderde tarief van € 3,69 per uur.

Conclusie

Volgens de rechtbank kan tijd onder omstandigheden dus gelijk worden gesteld aan geld. Met deze uitspraak opent de rechtbank de deur naar schadevergoeding vanwege, zoals de rechtbank dit in de aanhef van de uitspraak noemt, “verlies van tijd”. Dit is overigens op zich een misleidende term, omdat je tijd niet kwijtraakt. Het gaat erom dat de student tijd niet heeft kunnen besteden zoals hij dat het liefste zou doen. De rechtbank stelt in deze zaak de voorwaarde dat het moet gaan om het  verloren gaan van inspanning, die bestaat uit een investering in persoonlijke ontwikkeling. Ik ben erg benieuwd of rechters de deur nog verder willen openen naar andere gevallen waarin vrije tijd niet is besteed zoals gewenst.