Wat is een raamovereenkomst?

6 april 2016

De afgelopen maanden is er in de jurisprudentie veel te doen geweest over raamovereenkomsten en aanbestedingen. Ik verwijs daarvoor onder meer naar de blog van mijn collega Sven Sarić van 21 januari jl. over risico’s van indicatieve aantallen bij raamovereenkomsten. Recentelijk mocht het Hof Den Bosch zich uitlaten over een ander aspect van raamovereenkomsten. De centrale vraag was of er sprake zou kunnen zijn van een raamovereenkomst, als er voor de aanbestedende dienst een afnameverplichting zou gelden.

De feiten waren als volgt. Drie voortgezet onderwijs scholen hadden gezamenlijk een aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de levering van leermiddelen en lesmethoden. De aanbesteding was onderverdeeld in vijf percelen, waarvan er een onderhands werd gegund. Doel van de aanbesteding was om voor ieder perceel een partij te contracteren voor onbepaalde tijd. Verder was in de overeenkomst geregeld dat de drie scholen ieder jaar meer of minder leermiddelen en/of lesmethoden konden afnemen en dat er geen minimum afname garantie was.

Een van de (potentiële) inschrijvers klaagt erover dat de drie scholen in wezen een raamovereenkomst voor onbepaalde tijd in de markt zetten. In artikel 2.140 van de Aanbestedingswet 2012 is echter geregeld dat een raamovereenkomst een maximale duur heeft van 4 jaar, tenzij de aanbestedende dienst voorafgaand aan de aanbestedingsprocedure motiveert waarom een langere duur dan vier jaar objectief gezien noodzakelijk is.

In de onderhavige procedure staat vast dat de drie scholen een dergelijke voorafgaande motivering niet hebben opgesteld. De scholen zijn echter van mening dat er geen sprake is van een raamovereenkomst, want in hun mening zijn in een raamovereenkomst enkel zaken geregeld voor mogelijke toekomstige opdrachten. De scholen menen echter dat er in de onderhavige overeenkomsten geen onzekerheid is over mogelijk toekomstige opdrachten. Zij zullen immers ieder schooljaar leermiddelen en lesmethoden afnemen van de betreffende leveranciers.

Zowel de voorzieningenrechter als het Hof gaan niet mee in dit betoog van de scholen en delen de mening van de klagende inschrijver. Het Hof benadrukt heel duidelijk dat een raamovereenkomst de voorwaarden en dergelijke vast legt waaronder een aanbestedende dienst in de toekomst producten en/of diensten kan afnemen van de gecontracteerde leverancier. De aan- of afwezigheid van een afnameverplichting is geen constitutief vereiste om te kunnen spreken van een raamovereenkomst.

Dit arrest leert ons dus dat voor de bepaling of een overeenkomst een raamovereenkomst is, men moet kijken naar de toekomst. Legt de overeenkomst de voorwaarden voor toekomstige bestellingen vast, zonder exacte aantallen en dergelijke, dan spreekt men al snel van een raamovereenkomst. Men dient dan toepassing te geven aan artikel 2.140 Aw 2012. De crux zit hem dus in de vraag of het voorwerp/omvang van de opdracht bij aanvang van de overeenkomst duidelijk is omlijnd, of dat de af te nemen hoeveelheden niet vast staan. In het eerste geval lijkt men van een overeenkomst te spreken. In het tweede geval spreekt men dus van een raamovereenkomst.

Gerelateerde actualiteiten