Werknemers in het onderwijs steeds normaler

4 november 2014

Werknemers in het onderwijs hebben van oudsher een van “gewone” werknemers afwijkende rechtsbescherming. Daar komt binnenkort verandering in.

Schoolbesturen behoeven tot nu toe voor een ontslag niet vooraf een ontslagvergunning aan te vragen bij UWV. Tegen een ontslagbesluit in het bijzonder onderwijs kan een werknemer in beroep bij de Commissie van Beroep. De Commissie toetst dan achteraf of het ontslag terecht is gegeven. Elk schoolbestuur is wettelijk verplicht aangesloten bij een dergelijke commissie. Van oudsher zijn scholen aangesloten bij een “in eigen kring” werkzame commissie. Er bestaat een katholieke, een protestants-christelijke, een gereformeerde, en een algemene commissie, en dan ook nog per richting voor elke onderwijsvorm apart: primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroeps- en hoger beroepsonderwijs. Aan deze al decennia (in feite sinds het einde van de Schoolstrijd van 1917) bestaande praktijk wordt door de invoering van de WWZ in één klap een einde gemaakt. In geval van ontslag zullen de schoolbesturen vanaf juli volgend jaar dezelfde weg moeten volgen als alle andere werkgevers in Nederland, namelijk de weg via UWV (voor het ontslag wegens reorganisatie en krimp) en de kantonrechter (voor alle andere gevallen). De Commissies van Beroep zullen nog wel blijven oordelen, waarschijnlijk, over beroepen tegen schorsingsbesluiten en disciplinaire maatregelen.

Door de WWZ worden de mogelijkheden voor het meerdere malen verlengen van tijdelijke arbeidsovereenkomsten sterk beperkt, waardoor met name in het primair onderwijs de vervanging van zieke docenten een probleem dreigt te worden. Schoolbesturen hebben bij de wetsbehandeling tevergeefs om een uitzondering voor het onderwijs gevraagd. Minister Asscher heeft in dat kader gewezen op de mogelijkheid van schoolbesturen om zogenaamde nulurencontracten te sluiten. De praktijk van nulurencontracten, die het primair en voortgezet onderwijs tot op heden nog nauwelijks kennen, lijkt aldus ook deze sectoren te bereiken.

De WWZ voorziet verder in wijzigingen van de Werkloosheidswet, en de verplichting van de werkgever om in vrijwel alle gevallen van ontslag aan de werknemer een “transitievergoeding” te betalen, afhankelijk van de leeftijd en de diensttijd van de werknemer. Deze wijzigingen, en de verdere verhoging van de AOW-leeftijd, zullen voor het onderwijs duur uitpakken. Ze zijn uiteindelijk aanleiding geweest voor werkgevers- en werknemersorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs om te gaan praten over een versobering van de buiten het onderwijs niet meer bestaande riante wachtgeldregelingen. De geldende wachtgeldregeling maakt het bijvoorbeeld nog mogelijk dat ontslagen werknemers 12 jaar lang een wachtgeld ontvangen van 70% van hun laatst verdiende salaris. Over een versobering kon jarenlang niet worden gesproken. Aan het eind van dit kalenderjaar moet er meer duidelijkheid komen over de veranderingen.

Interessant bij al deze wijzigingen is de positie van de werknemer in het openbaar onderwijs. Deze zal niet direct worden geraakt door de wijzigingen in het ontslagrecht als gevolg van de WWZ, omdat de werknemers in het openbaar onderwijs ambtenaar zijn. Zij zullen via de diverse CAO-regelingen, die indirect ook voor hen gelden, echter wel degelijk het een en ander van deze veranderingen merken. In 2017, zo wordt op dit moment voorzien, zullen de meeste ambtenaren werknemer worden met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Vanaf dat moment zal de rechtspositie van alle werknemers in het onderwijs zich nauwelijks meer onderscheiden van die van de andere werknemers in Nederland. Behalve dan door de vakantieregeling, want die houdt tot op heden kranig stand.