Partneralimentatie – wijzigingen met ingang van 1-1-2020

21 februari 2020

Na diverse wetsvoorstellen,  een uitgebreide maatschappelijke discussie en heel veel aandacht in de media, is het er dan eindelijk van gekomen. Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet herziening partneralimentatie in werking getreden.  De wet betekent een wijzing (verkorting) van de periode, dat er aanspraak kan worden gemaakt op partneralimentatie. De wet geldt voor echtscheidingen, waarvan het echtscheidingsverzoek is ingediend na 1 januari 2020 of de partneralimentatie in onderling overleg na die datum is afgesproken. Voor ‘oude gevallen’ geldt de regeling in artikel 1:157 BW, zoals die tot 1 januari 2020 gold, en bedraagt de maximale alimentatietermijn nog steeds twaalf jaar.

Hoofdregel

In het kort komt de wet op het volgende neer:

De algemene regel is, dat als de rechter geen periode heeft vastgesteld,  de periode waarop recht is op een bijdrage van de ex-partner  in de kosten van het levensonderhoud, de helft bedraagt van de periode dat het huwelijk heeft geduurd, met een maximum van vijf jaar.  Bij een huwelijk van acht jaar is de alimentatieduur derhalve vier jaar, bij een huwelijk van twintig jaar, is er gedurende vijf jaar recht op alimentatie.

Uitzonderingen op de hoofdregel

Er zijn echter drie uitzonderingen op de hoofdregel, waarbij speciale regelingen gelden voor langdurige huwelijken en huwelijken met jonge kinderen, namelijk:

  1. Indien het huwelijk bij indiening van het verzoek tot echtscheiding langer heeft geduurd dan vijftien jaar en de alimentatiegerechtigde ten hoogste tien jaar jonger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd, eindigt de alimentatieperiode niet eerder dan op het tijdstip dat de AOW-leeftijd is bereikt. De alimentatieperiode bedraagt in dat geval derhalve maximaal tien jaar.
  2. Indien het huwelijk bij indiening van het verzoek langer heeft geduurd dan vijftien jaar, de alimentatiegerechtigde is geboren op of voor 1 januari 1970, en de leeftijd van de alimentatiegerechtigde is meer dan tien jaar lager dan de alimentatiegerechtigde leeftijd, dan eindigt de alimentatieverplichting na tien jaar.  Deze uitzondering is tijdelijk en vervalt na 7 jaar.
  3. In het geval er uit het huwelijk kinderen zijn geboren,  eindigt de alimentatieperiode uiterlijk op het tijdstip, dat die kinderen twaalf jaar zijn. De alimentatietermijn bedraagt in dat geval derhalve maximaal twaalf jaar.

Zoals hiervoor is aangegeven, is de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek bepalend of de onder 1 of 2 vermelde regelingen van toepassing zijn.

Afgezien van voorlopige voorzieningen, vangt de alimentatieplicht nog steeds aan op het moment dat de echtscheiding een feit is, dat wil zeggen de beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.  Behoudens de uitzonderingen, is de duur van het huwelijk (de periode tussen huwelijksvoltrekking en inschrijving beschikking) bepalend voor de periode dat er recht is op alimentatie.

Naast de hiervoor genoemde uitzonderingen, is er  de hardheidsclausule.  Deze geldt voor situaties waarin ongewijzigde handhaving van de beëindiging van de partneralimentatie op grond van het verstrijken van de termijn, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd van de alimentatiegerechtigde.  In dat geval kan door de rechter een verlenging van de alimentatietermijn worden bepaald, met dien verstande dat een verzoek daartoe binnen drie maanden na het verstrijken van de alimentatietermijn moet zijn ingediend.

Fiscaal voordeel partneralimentatie

Wat niet zo breed is uitgemeten in de pers, maar wat wel degelijk (ook) van belang is, is de wijziging in de (fiscale) aftrekmogelijkheden van partneralimentatie. Anders dan kinderalimentatie, kan partneralimentatie als onderhoudsplicht in aftrek worden gebracht door de alimentatieplichtige en wordt deze vervolgens bij de alimentatiegerechtigde belast.  Dit is ook de reden, waarom het berekende nettobedrag van de partneralimentatie wordt gebruteerd, dat wil zeggen omgerekend naar een brutobedrag.    

In het belastingplan 2019 worden aftrekposten in de inkomstenbelasting beperkt, waaronder de belastingaftrek voor partneralimentatie.  Was in 2019 partneralimentatie nog tegen een tarief van maximaal 51,75% aftrekbaar, dit wordt met ingang van 2020 in een aantal (forse) stappen afgebouwd tot 37,05% in 2023.  Het gevolg daarvan voor de alimentatieplichtige kan zijn, dat de netto kosten van de alimentatie nogal wat hoger uitvallen.  Of dat het geval is, heeft uiteraard te maken met het belastbaar inkomen en overige aftrekposten van de alimentatieplichtige.  Immers, ook de aftrekbaarheid van de kosten van de eigen woning wordt stapsgewijs verlaagd, waardoor de woonlasten aanzienlijk hoger kunnen zijn, dan waarmee bij de berekening van de alimentatie rekening is gehouden.  Over het algemeen geldt, dat met name de hogere inkomenscategorieën aanzienlijk nadeel zullen ondervinden van de wijzigingen in de aftrekposten.

Het is derhalve goed, om de alimentatie periodiek te laten toetsen en te laten berekenen, of deze  nog steeds aan de wettelijke maatstaven voldoet, of dat het wellicht zinvol is wijziging van de alimentatie te verzoeken. De wijziging in het belastingstelstel is een wijziging als bedoeld in artikel 1:401 BW, op grond waarvan de rechter kan worden verzocht de alimentatie aan te passen. Onze collega’s van de sectie personen- en familierecht kunnen u daarbij van dienst zijn.