Een bittere pil (erfenis delen met de ex-partner)

6 juni 2016

Ondanks de regeling in het testament van moeder die er voor moet zorgen dat de erfenis niet aan (ex-)schoonkinderen toekomt, moest de zoon bij echtscheiding toch de helft van zijn deel aan zijn echtgenote afstaan. Dit oordeelde het Hof Amsterdam op 24 mei jongstleden.

Veel ouders moeten er niet aan dénken dat de ex- van hun kind er uiteindelijk met de helft van hun erfenis vandoor gaat. Daarom bepalen ze in hun testament dat wat de kinderen uit hun erfenis krijgen privé vermogen ís en blijft.  Hiervoor wordt een uitsluitingsclausule gemaakt.

Wat houdt zo’n uitsluitingsclausule in?
De formulering luidt meestal in de trant van Ik bepaal dat alles wat uit mijn nalatenschap wordt verkregen -daaronder begrepen de opbrengsten van de verkrijging en al hetgeen voor de verkrijging en voor de opbrengsten in de plaats treedt- niet valt in enige gemeenschap van goederen ontstaan door huwelijk of geregistreerd partnerschap en ook niet wordt onderworpen aan een verrekenbeding”.

Wat nu als een kind is onterfd?  
Het is, anders dan vijftien jaar geleden, tegenwoordig toegestaan om een kind te onterven. Er is wel een “maar”: het kind hoeft zich daarbij niet neer te leggen en kan een beroep doen op het minimum deel van de erfenis waarop hij of zij recht heeft. Dit minimumdeel is de zogenaamde “legitieme portie” of “de legitieme” en komt overeen met de helft van het bedrag dat hij zou hebben gekregen wanneer de overledene geen testament had gemaakt.

Ter gedachtebepaling:

I.       Een overledene woont ongehuwd samen en heeft twee kinderen: zonder testament zouden de twee kinderen ieder de helft van de erfenis van de overledene ontvangen; de legitieme van een kind is de helft van de helft oftewel een kwart van de erfenis.

II.     Een overledene is gehuwd en heeft twee kinderen: zonder testament zouden de echtgenote en de twee kinderen ieder voor één/derde deel erfgenamen zijn van de erfenis van de overledene; de legitieme van een kind is de helft van één/derde oftewel een/zesde van de erfenis.

In het geval waarover het Hof op 24 mei 2016 oordeelde heeft moeder haar zoon onterft. Zij doet dit omdat (zij meent dat) haar zoon zich geld van haar had toegeëigend.  

Na haar overlijden doet haar onterfde zoon echter geen beroep op zijn legitieme portie. In plaats daarvan sluit hij een overeenkomst met zijn zuster, die tot enig erfgename was benoemd.  De inhoud van die overeenkomst? De zoon verzet zich niet tegen zijn onterving, en de zus-erfgename ziet er van af om het bedrag dat de zoon zichzelf uit het vermogen van zijn moeder heeft toegeëigend van hem terug te vorderen.

Wanneer de zoon vervolgens gaat scheiden is hij van mening dat hij het bedrag dat hij uit moeders vermogen heeft verkregen, niet met zijn echtgenote hoeft te delen. Moeder heeft immers een uitsluitingsclausule gemaakt waardoor het bedrag niet tot zijn huwelijksvermogen is gaan behoren?

Niets daarvan, oordeelt het Hof.
Zoon heeft het geld niet verkregen uit de erfenis van moeder, maar door de overeenkomst met zijn zus.

De man heeft door de onterving én de daarop volgende overeenkomst geen aanspraak op de erfenis gehad, en daarom kan de uitsluitingsclausule niet van toepassing zijn. Het Hof vindt het daarnaast belangrijk dat het in een geval als dit voor derden niet duidelijk of het bedrag wel of niet uit de erfenis is verkregen. Het moet voor derden (denk aan bijvoorbeeld een curator) juist evident zijn of een bepaalt bedrag wel of niet onder de uitsluitingsclausule valt.