‘Een goed huwelijk is goud waard’

29 augustus 2016

Een belangrijk beginsel in het Nederlandse privaatrecht is dat overeenkomsten moeten worden nagekomen. Dit uitgangspunt, dat soms wordt aangeduid met de uitdrukking ‘Pacta sunt servanda’, kent vele uitzondering en nuanceringen.

Vernietigingsgrond van overeenkomsten voor echtgenoten

Een bekende (en beruchte) uitzondering op dit uitgangspunt vormt art. 1:88 jo. 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. Op basis van deze bepalingen kan een echtgenoot -kort gezegd- onder omstandigheden de bindende kracht van bepaalde overeenkomsten aantasten, die de andere echtgenoot met derden is aangegaan. De overeenkomst kan alleen door de echtgenoot worden aangetast indien hij of zij geen toestemming heeft gegeven aan de andere echtgenoot voor het aangaan van de betreffende overeenkomst, terwijl toestemming wel vereist was. De gedachte achter deze bepaling is bescherming van het gezinsleven voor financieel ingrijpende overeenkomsten die één van de echtgenoten is aangegaan zonder toestemming of zelfs medeweten van de andere echtgenoot.

Echtgenoot vernietigt overeenkomst van borgtocht

Een belangrijke overeenkomst waarvoor zo’n toestemming vereist is, is genoemd in art 1:88 lid 1 sub C van het Burgerlijk Wetboek. Het betreft de zogenaamde (overeenkomst van) borgtocht. Op 3 augustus 2016 heeft de rechtbank Rotterdam een vonnis gewezen over een dergelijke overeenkomst, [1]  op basis waarvan één van de gedaagden zijn echtgenote wel erg dankbaar mag zijn. De feiten zijn in een notendop als volgt:

De eiser is een particulier die in 2004 beschikte over vermogen ten behoeve van zijn pensioen. In eerste instantie was dit vermogen belegd in effecten, maar eiser wenste meer zekerheid over zijn vermogensopbouw. De Besloten Vennootschap [x] (hierna: ‘de BV’) had behoefte aan krediet, en bood eiser een rendement aan van 5% op jaarbasis. In september 2005 is het tussen eiser en de BV gekomen tot een geldlening voor een totaalbedrag van € 76.256. Alle drie bestuurders van de BV hebben zich in privé borg gesteld voor de terugbetaling aan eiser.

De BV komt haar betalingsverplichtingen ten opzichte van de eiser niet na. In reactie daarop gaat de eiser eind januari 2015 over tot opzegging en opeising van de geldleenovereenkomst. Aan de sommatie wordt door de BV geen gevolg gegeven, en ook de bestuurders van de BV laten na om de lening aan eiser terug te betalen.

Ten einde raad dagvaart eiser de BV en haar bestuurders voor de terugbetaling van het geleende bedrag. De BV en één van de bestuurders verschijnen niet in het geding en voeren geen zelfstandig verweer tegen de vordering. De andere twee bestuurders voeren daarentegen wel verweer. Een van die bestuurders komt met een groot aantal verweren die de rechtbank van tafel veegt.De derde bestuurder ontspringt de dans. Hij brengt als verweer slechts een brief van zijn echtgenote van 19 februari 2016 in het geding. In die brief vernietigt zij de overeenkomst van borgtocht tussen eiser en haar echtgenoot (op grond van art 1:88 en 1:89 van het burgerlijk wetboek). De rechter honoreert dit verweer en wijst de vordering van eiser ten aanzien van deze bestuurder af. De BV en twee van drie bestuurders worden veroordeeld tot terugbetaling van de lening aan eiser en de derde bestuurder gaat vrij uit.

Bouw zekerheden in bij het verstrekken van een lening

Conclusie: als u een lening verstrekt, zorg er dan voor dat u zekerheden inbouwt en dat deze zekerheden niet aangetast kunnen worden. Voor hulp of advies bij het verstrekken van een lening, kunt u terecht bij mij of een van mijn collega’s van DeHaan Advocaten en Notarissen.


[1] Rechtbank Rotterdam, 3 augustus 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:6225