Hoge Raad kust slapende dienstverbanden eindelijk wakker

8 november 2019

Mag een werkgever een dienstverband van een zieke werknemer slapend houden om geen transitievergoeding te betalen? Of moet hij alsnog betalen als de werknemer daarom vraagt? Werkend Nederland heeft lang op een antwoord gewacht, maar er is nu duidelijkheid: de Hoge Raad heeft op 8 november 2019 beslist dat de werkgever in principe moet betalen.

  • Hoge Raad: de werkgever moet als goed werkgever in principe betalen

De zaak die de Hoge Raad heeft beslist ging over een werknemer die was uitgevallen met rugklachten. Het lukte hem niet om te re-integreren. Zijn klachten bleken te erg. Op enig moment stopte de loonbetaling van de werkgever en kreeg de werknemer een zogenaamde IVA-uitkering omdat hij 80-100% duurzaam en volledig arbeidsongeschikt was. Toen was de werknemer al meer dan 30 jaar in dienst bij de werkgever.

De werknemer vroeg zijn werkgever om hem te ontslaan en hem de wettelijke transitievergoeding te betalen. Dat wilde de werkgever niet doen, zelfs niet toen eerder dit jaar de Wet compensatieregeling transitievergoeding werd aangenomen. Op grond van die wet kan de werkgever vanaf 1 april 2020 aan het UWV vragen om compensatie van de betaalde transitievergoeding.

Uiteindelijk heeft de werknemer een procedure gestart tegen zijn werkgever. De behandelende rechter heeft daarop de vraag aan de Hoge Raad gesteld of de werkgever gehoor moest geven aan het verzoek van de werknemer. Dit was een belangrijke vraag, omdat er in Nederland heel veel zaken spelen (en hebben gespeeld) over deze en vergelijkbare vragen. In de rechtspraak was er grote verdeeldheid.

De Hoge Raad brengt begrip op voor het argument van veel werkgevers, dat het onrechtvaardig voelt om een transitievergoeding te betalen na beëindiging van een arbeidsovereenkomst vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. In veel gevallen heeft de werkgever dan namelijk al twee jaar lang het loon doorbetaald en allerlei kosten gemaakt in het kader van de re-integratie.

De Hoge Raad geeft aan dat de Wet compensatieregeling transitievergoeding aan die bezwaren tegemoet komt, ook al moeten alle werkgevers in Nederland daarvoor een hogere premie afdragen aan het Algemeen werkloosheidsfonds. De last van het betalen van een transitievergoeding in deze situatie wordt op die manier door alle werkgevers gedragen. Daarmee is er volgens de Hoge Raad geen redelijk belang meer voor een individuele werkgever om de betaling van de transitievergoeding te weigeren. De uitspraak kunt u hier nalezen.

  • Geen definitief einde aan slapende dienstverbanden

In een enkel geval hoeft de werkgever toch niet te betalen. De Hoge Raad noemt als uitzondering dat een werkgever een ‘gerechtvaardigd belang’ kan hebben om het dienstverband niet te beëindigen. Dat kan het geval zijn als er reële re-integratiemogelijkheden zijn voor de werknemer. Die waren er in de zaak bij de Hoge Raad niet; daarvoor was de werknemer te ziek.

De uitspraak van de Hoge Raad betekent in onze ogen daarmee geen definitief einde aan slapende dienstverbanden. In de praktijk komt het vaak voor dat een werknemer (gedeeltelijk) nog wel gere-integreerd kan worden in zijn eigen functie, al dan niet met aanpassingen, of in een andere passende functie. Het is dan wel belangrijk dat de werkgever daar ook daadwerkelijk stappen in onderneemt, omdat hij anders alsnog door de rechter gedwongen kan worden tot betaling van de transitievergoeding.

Hoe zit het dan met de werknemer die vlak voor zijn pensioen zit? Is dat een ‘gerechtvaardigd belang’? Nee. Een zieke werknemer die relatief kort voor zijn pensioen zit krijgt op grond van deze uitspraak de transitievergoeding betaald. De Hoge Raad heeft in 2018 al geoordeeld dat de transitievergoeding niet mag worden beperkt tot het inkomensverlies tot aan het pensioen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het bijna bereiken van pensioen géén gerechtvaardigd belang is en hiervoor dus geen uitzondering wordt gemaakt. Dit kan erg oneerlijk overkomen ten opzichte van de collega’s die niet zijn uitgevallen voor hun werk, met hangen en wurgen hun pensioen halen en geen transitievergoeding krijgen. Deze ongelijkheid was bijvoorbeeld reden voor verschillende rechters om eerder verzoeken tot betaling van de transitievergoeding af te wijzen. Dat argument is dus van tafel geveegd.

Het is duidelijk dat de Hoge Raad een discussie over wat een gerechtvaardigd belang is niet helemaal heeft afgekapt. Wij verwachten daarom dat over deze vraag verder geprocedeerd zal worden, vooral in zaken van werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn. Ook werkgevers die eigenrisicodrager zijn zullen zich wellicht eerder op het standpunt stellen dat zij een gerechtvaardigd belang hebben bij instandhouding van het dienstverband.

  • Praktische consequenties voor de praktijk

In veel gevallen zullen werkgevers door deze uitspraak een transitievergoeding moeten betalen aan werknemers met een slapend dienstverband. De werkgever moet nog wel met een aantal dingen rekening houden.

Gedeeltelijke beëindiging van het dienstverband

In deze zaak ging het om de volledige beëindiging van het dienstverband. De vraag die nu rijst is of de uitspraak van de Hoge Raad ook één op één toegepast moet worden op een werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. In het Kolom-arrest heeft de Hoge Raad vorig jaar namelijk geoordeeld dat onder bijzondere omstandigheden de werkgever niet de hele transitievergoeding maar een gedeelte daarvan hoeft te betalen. Eén van die bijzondere omstandigheden die de Hoge Raad daarbij noemde betreft gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Het gerechtshof Amsterdam heeft inmiddels vragen gesteld aan de Hoge Raad wat de reikwijdte van die beslissing is. Mogelijk dat een antwoord daarop ook weer consequenties heeft voor slapende dienstverbanden.

Hoogte transitievergoeding

De hoogte van de uit te betalen transitievergoeding moet minimaal gelijk zijn aan de transitievergoeding berekend tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid kon worden geëindigd. Dat zal betekenen dat de opzegtermijn nog wel in acht moet worden genomen en dat de transitievergoeding soms hoger is dan het bedrag dat door het UWV wordt gecompenseerd. Het UWV compenseert namelijk maximaal de transitievergoeding die na 104 weken arbeidsongeschiktheid is verschuldigd. Een hogere transitievergoeding als gevolg van bijvoorbeeld een loonsanctie wordt niet gecompenseerd.

Voorfinanciering

De uitspraak van Hoge Raad heeft onmiddellijk effect. De compensatie van de transitievergoeding kan pas vanaf 1 april 2020 bij het UWV worden aangevraagd.  Het UWV heeft dan zelfs zes (!) maanden te tijd om op de aanvraag te beslissen. Alleen als de werkgever aannemelijk kan maken dat voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat de werkgever de transitievergoeding in termijnen mag betalen of de betaling tot 1 april 2020 wordt opgeschort. Daarna moet de werkgever betalen, al was het maar omdat hij anders geen compensatie van UWV kan krijgen.

Aanspraak op compensatie alleen voor dienstverbanden die op of na 1 juli 2015 zijn geëindigd

Omdat de transitievergoeding pas sinds 1 juli 2015 in de wet terecht is gekomen, is deze niet van toepassing op dienstverbanden die voor dat moment zijn geëindigd.

Compensatieregeling UWV

Vanaf 1 april 2020 kunnen werkgevers de betaalde transitievergoeding terugvragen aan het UWV. De overheid heeft een aantal voorwaarden gepubliceerd. Het is onze verwachting dat ook daarna weer veel discussie zal ontstaan, maar dan met het UWV. Wij verwachten vooral discussies over de hoogte van de terug te betalen transitievergoeding, gedeeltelijke beëindiging van dienstverbanden, al dan niet in verband met het wijzigen van de berekening als gevolg van de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans, het vervallen van de gunstige 50+-regeling en de kleine ondernemersregeling. Let er in ieder geval op dat ‘oude’ ziektegevallen van voor 1 april 2020 uiterlijk voor 1 oktober 2020 bij het UWV worden ingediend.

  • Vragen?

Mocht u vragen hebben over deze materie of over andere arbeidsrechtelijke kwesties, dan kunt u vanzelfsprekend contact met ons opnemen dan wel met een van onze andere collega’s van DeHaan Advocaten en Notarissen.