Je betaalt ‘per ongeluk’ aan een failliet bedrijf. Wanneer moet de curator dit bedrag terugbetalen?

8 december 2014

Deze vraag stond centraal in een recent arrest van de Hoge Raad d.d. 31 oktober 2014 (vindplaats op rechtspraak.nl : ECLI:NL:HR:2014:3080).

CZ Zorgkantoor betaalt persoonsgebonden budgetten die door haar aan PGB-houders zijn toegekend op de ‘inzake-rekeningen’ die Raad & Daad Thuisbegeleiding BV heeft geopend op haar naam. In december 2009 is Raad & Daad Thuisbegeleiding BV in staat van faillissement verklaard. Op 4, 5 en 10 januari 2010 heeft CZ Zorgkantoor op de inzake-rekeningen PGB-voorschotten betaald van in totaal € 173.444,– ten behoeve van cliënten van Raad & Daad Thuisbegeleiding BV. De curator heeft vervolgens het bedrag overgemaakt op de faillissementsrekening. Primair vordert CZ Zorgkantoor terugbetaling van het bedrag, omdat de betalingen het gevolg zijn van een onmiskenbare vergissing.  Is dit het geval?

Volgens vaste rechtspraak, welke de Hoge Raad in dit arrest aanhaalt, leidt een onverschuldigde betaling aan het failliete bedrijf in beginsel tot een concurrente boedelvordering. Dit betekent met zoveel woorden, dat de curator niet gehouden is het bedrag direct terug te betalen. Terugbetaling hangt dan af of er actief is in de faillissementsboedel om deze boedelvordering te voldoen, wat eerst duidelijk is op het tijdstip van de slotuitdeling.

Wanneer tussen het failliete bedrijf en degene die aan haar betaalde geen rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan die aanleiding tot de betaling gaf, en de betaling slechts het gevolg is van een onmiskenbare vergissing, dan handelt de curator, die wordt geconfronteerd met een zodanige onmiskenbare vergissing, in overeenstemming met hetgeen in het maatschappelijk verkeer als betamelijk wordt beschouwd, indien hij meewerkt aan het ongedaan maken van die vergissing (HR 6 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2419, NJ 1998/437, Ontvanger/Hamm q.q.). Hieruit blijkt, dat de curator alleen dient mee te werken aan terugbetaling van het bedrag, indien duidelijk is, dat er geen rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan die aanleiding heeft gegeven om te betalen aan het failliete bedrijf.

Hoe weet je of er sprake is van een onmiskenbare vergissing. De Hoge Raad heeft hierbij verwezen naar een arrest uit 2007. (HR 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4569, NJ 2007/419 (Van der Werff q.q./BLG). In het algemeen kan gezegd worden, dat de curator dient mee te werken aan terugbetaling wanneer er geen rechtsverhouding tussen de betaler en het failliete bedrijf bestaat of heeft bestaan, die de betaler, het failliete bedrijf of de curator aanleiding kon geven te veronderstellen dat er (mogelijk) wél een rechtsgrond aanwezig was voor de betaling in kwestie. In dat geval is voor iedereen duidelijk, dat de betaling bij vergissing is verricht, omdat bij gebreke van een rechtsverhouding betaling noch voor de gefailleerde, noch voor de curator bestemd was, dan wel omdat duidelijk is dat de rechtsverhouding, die tussen de betaler en het failliete bedrijf wél bestaat of heeft bestaan, voor de betaling in kwestie geen rechtsgrond kon opleveren.

Dat sprake is van een onmiskenbare vergissing hoeft niet op het eerste gezicht voor de curator duidelijk te zijn. De onmiskenbare vergissing moet wel door de curator zonder enige twijfel te herkennen zijn op grond van door de betalende partij verstrekte gegevens of, als daartoe aanleiding bestaat, na eigen onderzoek. Met het onderzoek mag enige tijd mee gemoeid zijn.

De Hoge Raad laat de overweging van het hof in stand, dat van een onmiskenbare vergissing geen sprake is. De vordering van CZ Zorgkantoor is niet afgewezen door de Hoge Raad wat ziet op de subsidiaire vordering van haar, die (opnieuw) moet worden beoordeeld door een ander hof.

Heeft u een vraag over onverschuldigde betaling of een andere insolventierechtelijke kwestie, dan kunt u altijd contact met mij of een van mijn insolventierecht-collega’s opnemen.