Kanteling in de bestuursrechtjurisprudentie: een gedoogbeschikking is geen besluit

25 april 2019

Op 24 april 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) een belangrijke uitspraak met betrekking tot een gedoogbeschikking gedaan. Een beslissing van een gemeente om een bepaalde situatie te gedogen, bijvoorbeeld zoals in de betreffende uitspraak, het gedogen van een illegaal bouwwerk, is geen beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

De jurisprudentie over dit onderwerp was onduidelijk, zoals de Afdeling in de recente uitspraak zelf ook aanhaalt. Door de ‘grote kamer’ van de Afdeling is nu een duidelijke uitspraak gegeven, en is dus geoordeeld dat een gedoogbeschikking geen besluit is in de zin van art. 1:3 Awb.

Dit heeft grote gevolgen, omdat dat betekent dat tegen een dergelijke beslissing geen bezwaar of beroep open staat. Dat was al het geval voor de weigering te gedogen, maar geldt dus nu ook voor de beslissing om wél te gedogen.

Verzoek tot handhaving als enige weg

Wanneer er sprake is van een illegale situatie waarvan men vindt dat deze ongedaan moet worden gemaakt, is de enige weg die openstaat een verzoek tot handhaving te doen. De gemeente zal dat verzoek dan afwijzen, vanwege haar beslissing om de illegale situatie te gedogen. Tegen die afwijzing staat bezwaar en beroep open.

Dit betekent dat er pas laat zekerheid bestaat voor degene die (mogelijk) een overtreding begaat en van de gemeente weet dat zij de situatie (mogelijk) gedoogt. Zij krijgt namelijk pas echt duidelijkheid in de vorm van een rechterlijke uitspraak, zodra er om handhaving wordt gevraagd en hierover een rechterlijk oordeel wordt gegeven. Dit betekent dan ook waarschijnlijk meer onzekerheid voor deze groep.

De Afdeling heeft voor bepaalde categorieën bepaald dat het riskeren van een handhavingsbeslissing niet kan worden gevergd, zoals exploitanten van een coffeeshop. Wanneer zij een handhavingsbesluit moeten afwachten kunnen zij vrijheidsontneming riskeren en dat gaat te ver. Voor die categorie staat nog wel bezwaar en beroep open tegen een gedoogbeschikking, of bijvoorbeeld de intrekking ervan.

Meer duidelijkheid of meer onzekerheid?

Deze nieuwe ‘werkwijze’ geeft in algemene zin meer duidelijkheid, nu tegen gedoogbeschikkingen dus bijna altijd niet kan worden geprocedeerd. Toch lijkt deze jurisprudentie uiteindelijk meer onzekerheid in de hand te werken voor overtreders, nu er pas na een handhavingstraject duidelijkheid bestaat over de juridische situatie. Voor derden die in hun belangen worden geraakt als een illegale situatie (volgens hen ten onrechte) voortduurt lijkt de nieuwe lijn in de jurisprudentie een actieve(re) houding te vragen doordat zij zelf een verzoek om handhaving moeten doen. Daarnaast lijkt het verkrijgen van rechtszekerheid langer te duren dan eerder, nu een verzoek om handhaving pas kan worden gedaan nadat de overtreding feitelijk is gestart en het bestuursorgaan vervolgens pas binnen acht weken hoeft te beslissen en daarna de rechtsbescherming pas openstaat, waar eerder de gedoogbeschikking meestal al voor de feitelijke activiteit werd aangevraagd en afgegeven.

Hoe dit in de praktijk uit zal werken, zal nog moeten blijken. 

Mocht u vragen hebben omtrent gedogen en handhaving, neemt u dan gerust contact met de advocaten van onze sectie bestuursrecht op

Bron: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 24 april 2019, zaaknummer 201801734/1/A1, ECLI:NL:RVS:2019:1356.

Gerelateerde actualiteiten