Bestuur en toezicht bij zorginstellingen

13 februari 2017

Voor raden van bestuur en raden van toezicht bij (onder meer) zorginstellingen hebben zich enigszins onzekere tijden aangediend. De komst van het wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen en de Zorgbrede Governance Code brengt de nodige veranderingen met zich mee, maar wat dit precies betekent voor de praktijk is nog lang niet voor alle raden van bestuur en raden van toezicht duidelijk.

Aanleiding

Naar aanleiding van een aantal incidenten bij verscheidene zorginstellingen, heeft de wetgever in de afgelopen jaren een aantal initiatieven ontplooid om de positie en taak van raden van bestuur en raden van toezicht bij zorginstellingen nader te normeren en te codificeren. Het laatste voorstel dat in dit verband is gedaan, betreft de Wet goed bestuur in de zorg.

Geen van de initiatieven, waaronder de Wet goed bestuur in de zorg, heeft het gehaald. Dat is ook wel passend in de huidige tijdsgeest, waarin steeds meer wordt betwijfeld of nadere regels wel daadwerkelijk bijdragen aan behoorlijk bestuur en toezicht.

Agenda goed bestuur

In plaats van de Wet goed bestuur is vervolgens door de Minister van VWS de Agenda goed bestuur opgesteld. Uitgangspunt van deze Agenda is het vinden van een balans tussen regelgeving enerzijds en de eigen verantwoordelijkheid van zorgaanbieders anderzijds. Drie belangrijke speerpunten van de Agenda Goed bestuur zijn:

  • Aanscherpen van de verantwoordelijkheid van bestuur en intern toezicht;
  • Optimaliseren checks and balances via medezeggenschap; en
  • Versterken van extern toezicht en aanpak van onbehoorlijk bestuur en wanbeleid.

Deze speerpunten hebben zich vertaald in verschillende initiatieven en ontwikkelingen. Zo ligt er een voorstel tot herziening van de Wet medezeggenschap cliënten zorg. Daarnaast heeft de IGZ samen met de NZa een nieuw Beleidskader ‘Toezicht op Goed Bestuur’ vastgesteld, waarin wordt verduidelijkt wat deze externe toezichthouders van bestuur en interne toezicht in de zorg verwachten. Dit wordt met name ook ingekleurd door bestaande wetten, regels en veldnormen. Deze zijn echter aan verandering onderhevig, getuige het wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen en de hernieuwde Zorgbrede Governance Code.

Wet bestuur en toezicht rechtspersonen

Met het wetsvoorstel bestuur en toezicht rechtspersonen is gekozen voor het vastleggen in Boek 2 BW van een meer uniforme rechtspositie van raden van bestuur en raden van toezicht/commissarissen bij enerzijds de NV, de BV en de coöperatie en anderzijds de vereniging en de stichting. Een aantal wijzigingen zijn:

  • Er is een wettelijke grondslag opgenomen in Boek 2 BW voor de raad van commissarissen bij verenigingen en stichtingen;
  • Voor verenigingen en stichting is vastgelegd dat een monistisch bestuurssysteem mag worden ingevoerd;
  • De tegenstrijdig belangregeling is geüniformeerd;
  • De aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders bij verenigingen en stichtingen is aangescherpt;
  • De ontslagregeling voor bestuurders van stichtingen is uitgebreid en eveneens tegenwoordig van toepassing op toezichthouders.

Zorgbrede Governance Code

Daarnaast is de Zorgbrede Governance Code grondig herzien en in eerste oogopslag enigszins onherkenbaar. Dit met name doordat de Code 2010 was ingericht naar de diverse organen van zorginstellingen, terwijl de Code 2017 bestaat uit principes. Deze principes zijn:

  • De maatschappelijke doelstelling en legitimatie van de zorgorganisatie is het bieden van goede zorg aan cliënten;
  • De RvB en RvT hanteren waarden en normen die passen bij de maatschappelijke positie van de zorgorganisatie;
  • De zorgorganisatie schept randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden;
  • De RvB en RvT zijn ieder vanuit hun eigen rol verantwoordelijk voor de governance van de zorgorganisatie;
  • De RvB bestuurt de zorgorganisatie gericht op haar maatschappelijke doelstelling;
  • De RvT houdt toezicht vanuit de maatschappelijke doelstelling van de zorgorganisatie; en
  • De RvB en RvT ontwikkelen permanent hun professionaliteit en deskundigheid.

De principes zijn uitgewerkt in nadere bepalingen en gedragsregels. Twee concrete nieuwe eisen die de herziene Zorgbrede Governance Code bijvoorbeeld stelt, zijn dat er een schriftelijke regeling moet zijn over de wijze waarop RvB en RvT omgaan met onderlinge conflicten en dat de minimale omvang van de RvT moet worden vastgelegd in de statuten. Daarnaast zijn er nog een aantal concrete nieuwe eisen die de herziene Code stelt.

De Code geldt niet alleen voor de leden van de brancheorganisaties, maar wordt algemeen bruikbaar verondersteld voor alle zorgaanbieders. De naleving van de Code moet daarom door zowel grote als kleine zorginstellingen niet te lichtzinnig worden opgevat. Zo speelt de naleving van de Code een belangrijke rol bij de zorginkoop door zorgverzekeraars, het (ongemotiveerd) niet-naleven van de Code kan gevolgen hebben in een enquêteprocedure, er is een Governancecommissie bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg die de naleving van de Code in een concreet geval kan toetsen en, zoals hiervoor al kort aangegeven, wordt de Code door de IGZ en de NZa gebruikt als leidraad voor het extern toezicht op goed bestuur. De IGZ heeft daarbij recent aangekondigd in het Werkplan 2017 dat een van de speerpunten bij het uitgeoefende toezicht goed bestuur zal zijn.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp? Wilt u weten of uw zorgorganisatie voldoet aan de nieuwe eisen? Neem dan vrijblijvend contact met mij op of met een collega van de sectie gezondheidszorg. Wij adviseren u graag over dit onderwerp.

Daarnaast zijn wij bezig een symposium te organiseren over dit onderwerp. Heeft u daarin interesse, dan horen wij dit eveneens graag.