Bij de keuze voor huwelijkse voorwaarden en zakelijke overeenkomsten binnen een landbouwbedrijf spelen juridische nuances een grote rol. Vooral wanneer een bedrijf uit de familie van één van de echtgenoten komt, worden vaak specifieke afspraken gemaakt over eigendom en verrekening van inkomsten. Dit artikel bespreekt de belangrijkste aandachtspunten en juridische implicaties.
Met name wanneer een gemeenschappelijk geëxploiteerd landbouwbedrijf oorspronkelijk uit de familie van één van de echtgenoten komt, wordt vaak een huwelijksgoederenregime gekozen waarbij met name de onroerende zaken en de productierechten van het landbouwbedrijf buiten enige huwelijksgemeenschap worden gehouden.
Bij huwelijken die voor 2018 zijn aangegaan was de gang naar de notaris vereist voor het laten opstellen van huwelijkse voorwaarden. Veel van dergelijke huwelijkse voorwaarden bevatten bepalingen die er in de kern op neer komen dat tussen de echtgenoten geen gemeenschap van goederen zal bestaan en dat overgebleven inkomsten die niet uitgegeven zijn aan gemeenschappelijke huishouding, bij helfte verdeeld worden tussen de echtgenoten.
De praktijk leert dat de jaarlijkse verrekening van deze zogenaamde overgespaarde inkomsten vrijwel nooit wordt uitgevoerd. De wet houdt daar ook rekening mee door te bepalen dat elk van de echtelieden tot drie jaar na het einde van het huwelijk nog bij de rechter de vaststelling en uitvoering van een zodanige verrekening van jaarlijks overgespaarde inkomsten kan verzoeken (art. 1: 141 lid 6 BW).
Vooral bij de beëindiging van langjarige huwelijken die voor 2018 zijn aangegaan, kan de verplichting tot verdeling van de jaarlijks overgespaarde inkomsten fors in de papieren lopen; vooral ook omdat de wet bepaalt dat (behoudens een afwijkende regeling in de huwelijkse voorwaarden) ook de behaalde rendementen moeten worden verdeeld die met de tot dan toe nog niet verdeelde overgespaarde inkomsten zijn gerealiseerd (art. 1: 141 lid 1 BW).
De bij echtscheiding te reconstrueren overgespaarde inkomsten hebben een hoog abstractiegehalte. Het zal bijvoorbeeld nooit overeenkomen met wat beide partijen feitelijk aan tegoeden op hun gemeenschappelijke bankrekeningen hebben staan. Vaak blijken de overgespaarde inkomsten te zijn besteed zonder dat de echtelieden kunnen zeggen wanneer of waaraan. De praktijk leert dat rechters dan snel geneigd zijn om aan te nemen dat deze overgespaarde inkomsten in het landbouwbedrijf van één van de echtelieden is ‘geïnvesteerd’, waarmee de andere echtgeno(o)te dan tevens gerechtigd wordt tot de helft van de waardeontwikkeling die met het in dat landbouwbedrijf verondersteld geïnvesteerd vermogen is gerealiseerd. De gerechtigde tot de verrekenvordering van overgespaarde inkomsten zal daarmee dus ook meedelen in een deel van de waardeontwikkeling van de onroerende zaken van het landbouwbedrijf van de andere partij.
Naast huwelijkse voorwaarden gaan echtelieden die samen een landbouwbedrijf exploiteren vaak ook een man/vrouw-maatschap of VOF-akte aan. Daarin wordt dan bijvoorbeeld vastgelegd dat de partij die eigenaar is van de onroerende zaken en de productierechten van een landbouwbedrijf alleen het gebruik en genot daarvan in de maatschap of VOF inbrengt, zodat over de waarde van deze zaken en rechten bij ontbinding van de maatschap of de VOF in geval van echtscheiding niet hoeft te worden afgerekend.
Daarmee ontstaat dus een tegenstrijdigheid tussen huwelijkse voorwaarden en maatschapsakte. Op basis van de maatschapsakte deelt de ene partij niet mee in de waardeontwikkeling van de onroerende zaken van het landbouw van de andere partij. Maar, op basis van de huwelijkse voorwaarden, in combinatie met de wettelijke regeling over huwelijkse voorwaarden, deelt de gerechtigde tot de verrekenvordering voor een deel wel mee in de waardeontwikkeling van de onroerende zaken.
Van belang is voor ogen te houden dat in geval van strijdigheid tussen huwelijkse voorwaarden en een maatschap- of vennootschapsakte, de huwelijkse voorwaarden voor gaan. Omdat huwelijkse voorwaarden ingevolge artikel 1: 115 BW op straffe van nietigheid bij notariële akte moeten zijn overeengekomen, worden de bepalingen in een onderhandse (niet-notariële) maatschaps- of vennootschapsakte die een wijziging van de eerder overeengekomen huwelijkse voorwaarden impliceren, voor nietig gehouden.
Op 28 januari 2025 heeft bijvoorbeeld het Amsterdamse gerechtshof geoordeeld in een zaak waarbij echtgenoten in een vennootschapsakte waren overeengekomen dat de man niet hoefde af te rekenen over de stille reserves van de door hem in de vennootschap ingebrachte onroerende zaken, noch over de in de onderneming (eventueel aanwezige) stille reserves. Vanwege strijdigheid met de vereiste notariële vorm waarin huwelijkse voorwaarden dienen te worden opgesteld hield het gerechtshof deze bepalingen uit de vennootschapsakte voor ongeschreven (ECLI:NL:GHAMS:2025:230).
Bij een door echtelieden tezamen geëxploiteerd landbouwbedrijf zijn huwelijkse voorwaarden en maatschaps- of vennootschapsakten belangrijke documenten om duidelijkheid te scheppen over ieders rechten en plichten bij echtscheiding. Maar de diverse bepalingen uit van deze documenten kunnen botsen. Het is dan belangrijk een juridisch adviseur te hebben die zowel de inhoud alsook de onderlinge samenhang en eventuele tegenstrijdigheden tussen het één en ander zal kunnen duiden.
Wil u meer weten over agrarische vennootschapsakten? Neem dan contact op met onze specialist Marten van Eerten.
Neemt u gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder!
Meldt u zich vrijblijvend aan voor onze nieuwsbrief.
Download het bestand.