Het buitengerechtelijk akkoord: is dit afdwingbaar?

26 april 2016

Het kan zijn dat u van één van uw schuldenaren een brief ontvangt waarin wordt aangegeven dat de onderneming financieel in zwaar weer verkeert. Afgeschrikt door een dreigend faillissement wordt u gevraagd om genoegen te nemen met slechts een gering percentage van uw vordering en het resterende gedeelte van de vordering kwijt te schelden. U staat voor een lastige keuze: accepteert u het voorstel of wijst u dit af?

Ter voorkoming van een faillissement kan een onderneming een voorstel doen aan haar schuldeisers: het buitengerechtelijk akkoord. In het geval van een uitgesproken faillissement, een surseance van betaling en de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (de WSNP) bestaat er een wettelijke regeling om een voorstel te doen aan de schuldeisers van de onderneming. De Faillissementswet kent de mogelijkheid van een dwangakkoord. Dit is anders in het geval er voor de dreigende faillietverklaring een akkoord wordt aangeboden aan de gezamenlijke schuldeisers. In de rechtspraak is een aantal criteria ontwikkeld waaraan een buitengerechtelijk akkoord moet voldoen, namelijk:

  • het moet behoorlijk zijn onderbouwd;
  • het moet een volledig en actueel inzicht bieden in de schulden- en vermogenspositie;
  • er moet inzicht worden geboden in het maximaal haalbare resultaat;
  • het moet zijn opgesteld en worden begeleid door een onafhankelijke deskundige;
  • er moet aannemelijk worden gemaakt dat het niet bereiken van het akkoord tot een faillissement zal leiden met als gevolg dat de schuldeisers minder zullen ontvangen;
  • vergelijkbare gevallen moeten vergelijkbaar behandeld worden;
  • tijdens de uitvoering van het akkoord moeten de schuldeisers op de hoogte worden gehouden van relevante ontwikkelingen met betrekking tot hun vordering.

Medewerking schuldeiser verplicht?
Het buitengerechtelijk akkoord is een ‘gewone’ overeenkomst tussen schuldeiser en schuldenaar. In beginsel kan een schuldeiser zijn vordering verhalen op alle goederen van de schuldenaar (artikel 3:276 BW). Een schuldeiser is in beginsel niet verplicht om mee te werken aan het buitengerechtelijk akkoord. Eén schuldeiser kan de totstandkoming van een akkoord frustreren. De Hoge Raad heeft in 2005 al geoordeeld dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden een weigerachtige schuldeiser toch kan worden gedwongen om het akkoord te aanvaarden (het Payroll-arrest, ECLI:NL:HR:2005:AT7799). Hiervan is sprake indien de schuldeiser in redelijkheid de aanvaarding van het aanbod niet had kunnen weigeren en daardoor misbruik van zijn bevoegdheid maakt.

Op 4 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland vonnis gewezen in een zaak waarin een schuldenaar met een totale schuldenlast van bijna EUR 2,9 miljoen een buitengerechtelijk akkoord had aangeboden. Met uitzondering van twee schuldeisers, hadden alle schuldeisers ingestemd met het akkoord. De schuldenaar vordert dat de weigerachtige schuldeisers worden gedwongen om hun medewerking te verlenen aan het aangeboden crediteurenakkoord. De voorzieningenrechter stelde voorop dat bij de totstandkoming van een buitengerechtelijk akkoord de contractsvrijheid van de schuldeiser het uitgangspunt is. In uitzonderingssituaties kan hiervan worden afgeweken. In deze uitspraak was sprake van een uitzonderingssituatie. De voorzieningenrechter concludeert dat de schuldenaar voldoende objectief en verifieerbaar inzichtelijk heeft gemaakt wat zijn totale financiële positie is, dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de geboden prijs voor de onderneming reëel is, dat niet aannemelijk is dat een hogere prijs zou kunnen worden gerealiseerd dan wel dat de schuldenaar over ander relevant vermogen beschikt. De schuldenaren hadden geen gerechtvaardigd belang bij hun weigering: zij komen door de weigering niet in een betere positie te verkeren en brengen de andere crediteuren in een nadeliger positie. Bovendien is het aannemelijk dat een faillissement op zeer korte termijn onafwendbaar is. Door de weigering wordt er misbruik gemaakt van bevoegdheid.

WCO II
In de praktijk is er behoefte om ook buiten faillissement een dwangakkoord te kunnen aanbieden. Het wetsvoorstel Wet Continuïteit Ondernemingen II (WCO II) introduceert een wettelijke regeling voor het herstructureren van schulden buiten faillissement. WCO II beoogt te voorkomen dat een schuldeiser zijn medewerking op onredelijke gronden weigert en volledige betaling van zijn vordering kan afdwingen. Het wetsvoorstel maakt een dwangakkoord buiten faillissement mogelijk. Daarnaast biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid om een akkoord dat niet wordt gesteund door de meerderheid van de schuldeisers alsnog algemeen verbindend te verklaren, namelijk als de schuldeiser niet in redelijkheid tot dat stemgedrag heeft kunnen komen.

Let wel, de WCO II is nog een wetsvoorstel. Of deze regeling uiteindelijk in de Faillissementswet wordt opgenomen is nog onduidelijk. Dit blijft afwachten.

Conclusie
U doet er verstandig aan om voorafgaand aan het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord, voordat u een aangeboden buitengerechtelijk akkoord accepteert of indien u medewerking wilt afdwingen van een weigerende schuldeiser, advies in te winnen. Neemt u gerust contact met mij op.