Deze zaak heeft een lange voorgeschiedenis. Het handhavingsverzoek dateert uit 2018 De uitspraak van de rechtbank Noord Nederland) dat er bij de teelt van lelies sprake is van een project in de zin van de Habitatrichtlijn en dat er geen sprake is van een referentiesituatie waar de teler zich op kan beroepen, dateert uit 2021( ECLI:NL:RBNNE:2021:2483 ). Er is, gelet hierop, dus sprake van een overtreding, aldus de rechtbank.
Op basis van de uitspraak van de rechtbank kan er in beginsel handhavend worden opgetreden. In 2021 heeft GS daarom opnieuw een besluit genomen en GS heeft het handhavingsverzoek alsnog afgewezen met dien verstande dat er , gelet op de uitspraak van de rechtbank, wel sprake is van een overtreding maar dat er op grond van het handhavingsbeleid kan worden volstaan met een waarschuwing.
Centraal in het standpunt van GS, zoals ter toetsing lag bij de rechtbank, staat een zogenaamd OBO onderzoek waaruit zou voortvloeien dat effecten van het gebruik van middelen op meer dan 250 meter van een N 2000 gebied niet zijn te verwachten. Voorts voerde GS aan dat het College voor toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctbg) bij de toelating van middelen ook toetst aan de gevolgen voor het milieu. Er bestaat dus geen vergunningplicht op grond van de Wet Natuurbescherming ( inmiddels : de Omgevingswet), aldus GS.
De Afdeling wijst deze redenering van GS van de hand. De 250 meter grens uit het OBO onderzoek zegt niets over de effecten van deze middelen op N 2000 gebieden. Het Ctgb toetst weliswaar op de effecten van toe te laten middelen op het milieu maar niet specifiek op de effecten op habitattypen in een N 2000 gebied. Toelating van een middel is dus onvoldoende om te kunnen concluderen dat eventuele effecten op Natura 2000 gebieden uitgesloten zijn.
Aangezien Milieudefensie onderzoeksrapporten in het geding heeft gebracht met aanwijzingen dat er wel negatieve effecten zijn te verwachten voor de habitattypen schrijft onder meer het voorzorgbeginsel voor dat aan art. 2.7 Wet natuurbescherming ten grondslag ligt, dat GS niet aan de resultaten van deze onderzoeken voorbij kan gaan. Dat er nog veel onzeker is en nader onderzoek nodig is, maakt dat niet anders. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een overtreding, aldus de Afdeling, omdat niet kan worden uitgesloten dat het gebruik van de middelen significante gevolgen heeft. Het verweer van de teler dat er sprake is van normaal agrarisch gebruik werd verworpen. Er is dus sprake van een overtreding.
GS mocht van de Afdeling in de gegeven omstandigheden zich wel beperken tot het geven van een waarschuwing, alvorens over te gaan tot handhaving.
De zaak heeft betrekking op de teelt van lelies. Handhavingsverzoeken, en overigens ook civiele procedures gaan recentelijk vaak over lelies. Bij deze teelt worden dezelfde middelen gebruikt als bij andere teelten. Dat geldt niet alleen voor bloembollenteelt. Ook bij bijvoorbeeld pootaardappelen worden dezelfde middelen gebruikt. Er is geen rechtspraak die betrekking heeft op andere teelten, laat staan over gewassen bestemd voor de voedselvoorziening.
Het voert dus te ver om te concluderen dat de uitspraak een op een vertaald kan worden voor het gebruik van middelen voor andere teelten. Uit de uitspraak vloeit wel voort dat een teler van lelies een voortoets zal moeten doen om te beoordelen of schadelijke effecten kunnen worden uitgesloten.
Aangezien er geen duidelijke criteria zijn om dit in kaart te brengen is het, bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling, erg lastig, zo niet onbegonnen werk, om dit vast te stellen.
Het alsnog instellen van een afstandscriterium is mogelijk. Echter, dan moet deze afstandsgrens wel worden gekozen op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Het gaat er dan met name om of er causaal verband bestaat tussen het gebruik van de middelen en de depositie daarvan in het Natura 2000 gebied.
Bij voortdurende onzekerheid effecten kan dat met zich meebrengen dat een passende beoordeling nodig is en dus een vergunningaanvraag. De vraag is dan of dat voor elke teelt opnieuw moet en wat de invloed is van een referentiesituatie. Dat laatste speelt met name als er op een perceel altijd al gebruik werd gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen voor lelies of andere gewassen, ook al voor de aanwijzing van het N 2000 gebied.
De uitspraak van de Afdeling gaat niet in op dit aspect. Het wachten is dus op meer uitspraken.
Neemt u gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder!
Meldt u zich vrijblijvend aan voor onze nieuwsbrief.
Download het bestand.