Onderwijs en de cultuur van onveiligheid en angst

15 april 2015

De tijd dat een leraar de deur van het klaslokaal achter zich dicht trok, en anderen binnen de school nauwelijks zicht hadden op wat daar vervolgens gebeurde, ligt al geruime tijd achter ons. Leraren worden tegenwoordig geacht samen te werken in teams en in secties, krijgen klassenbezoeken van collega’s en leidinggevenden, en worden beoordeeld op grond van leerlingenenquêtes. De kwaliteit van het functioneren van de individuele leraar is daarmee voor de werkgever een stuk transparanter geworden. Maar als de samenwerking binnen die teams en die secties spaak loopt, zijn de oorzaken daarvan minder makkelijk door de schoolleiding te achterhalen. Als de zaak vervolgens uit de hand dreigt te lopen is de oplossing is vaak gelegen in het inschakelen van een extern bureau, dat rapport moet uitbrengen over de vragen: wat is er aan de hand, hoe komt dat, en wat moet er aan worden gedaan.

De kort geding-rechter van de Rechtbank Oost Brabant deed deze maand uitspraak in zo’n geval. Het door het College van Bestuur van een middelbare school ingeschakelde bureau had met de teamleden interviews afgenomen, maar komt er achter dat een zevental teamleden bij een van hen thuis deze interviews vooraf heeft voorbereid. Het bureau stelt het College van Bestuur daarvan op de hoogte en noemt daarbij de namen van het zevental. Het zevental wordt na overleg met het College van Bestuur door de onderzoekers uitgenodigd voor een “verhelderend gesprek”, doch de meesten weigeren op te draven. Het bureau komt vervolgens met een analyse en met aanbevelingen. Een van de aanbevelingen is, “teneinde de cultuur van onveiligheid en angst binnen het team om te buigen naar een professionele samenwerkingscultuur” drie teamleden te ontslaan. De drie behoren tot het eerdergenoemde zevental. Zij zouden volgens de onderzoekers een groot aandeel hebben gehad in de “negatieve sfeer en in de stagnatie van de realisatie van de teamdoelstellingen”. De resultaten van het onderzoek worden vervolgens door de schoolleiding samen met het bureau tijdens een plenaire bijeenkomst van de dertig teamleden gepresenteerd. Ten overstaan van het gehele team schrijft het onderzoeksbureau op het smartboard: ”gaan afscheid nemen van de school”, waarna de namen van de drie medewerkers worden vermeld.

De slachtoffers, die geruime tijd in dienst zijn, geven mondeling en schriftelijk gedetailleerde kritiek op het rapport en wijzen op hun immer positieve beoordelingen. Het College van Bestuur besluit echter het ontslag door te zetten en deelt dat aan hen mede. Een van de medewerkers start daarna een kort geding tegen het onderzoeksbureau (en niet tegen de werkgever!) De werkneemster betoogt dat het bureau onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld door tussentijds contact te hebben met het College van Bestuur en door de aanbeveling te doen om ontslag te verlenen zonder dat daaraan goede argumenten ten grondslag lagen. Bovendien was het rapport niet vooraf voor commentaar aan haar voorgelegd, terwijl het rapport en de conclusies ten overstaan van vele collega’s op een smartboard waren gepresenteerd. De kort geding-rechter is het met al deze argumenten van de werkneemster eens, en veroordeelt het bureau tot intrekking van het rapport. Waarmee dus voor het College van Bestuur de grondslag voor het voorgenomen ontslag kwam te vervallen.

Zoals een werkgever op grond van de wet zich dient te gedragen als een zorgvuldig werkgever, zo wordt blijkens deze uitspraak van het door de werkgever ingeschakeld extern bureau vergelijkbaar gedrag ten opzichte van de aan onderzoek onderhevige werknemer verlangd. Het is in eerste instantie aan de werkgever om daar nauwgezet op toe te zien, al was het maar om te voorkomen dat achteraf alle kosten en moeite van het onderzoek voor niets blijken te zijn geweest.