Moet verzekeraar schade ontstaan door het onverantwoord afsteken van illegaal vuurwerk vergoeden?

6 oktober 2016

Het gerechtshof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzekeringsmaatschappij en een verzekerde. Centraal stond de vraag of de verzekerde recht heeft op uitkering onder zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering. De verzekerde is arbeidsongeschikt geraakt nadat hij vuurwerk heeft afgestoken wat vervolgens in zijn hand is ontploft.

Arbeidsongeschiktheid ontstaan door afsteken illegaal vuurwerk

Op 10 december 2010 was de verzekerde op een afscheidsfeest van een collega. Dit afscheidsfeest vond plaats in de kantine van zijn werkgever. Op het feest werd ruim alcohol gedronken. Eén van de bezoekers van het feest had een illegaal stuk vuurwerk bij zich, te weten een zeer gevaarlijke Cobra 6. Nadat het vuurwerk van hand tot hand was gegaan, was het de beurt aan de verzekerde om het vuurwerk te bekijken en vast te houden. De verzekerde wilde kennelijk indruk maken op zijn collega’s, want hij heeft het vuurwerk in zijn hand afgestoken. Het lukte de verzekerde niet om het vuurwerk op tijd weg te gooien met als gevolg dat de Cobra 6 in zijn rechterhand is ontploft. De verzekerde is hierdoor alle vingers van zijn rechterhand kwijtgeraakt. De verzekerde heeft sindsdien zijn beroep van pannendekker niet meer kunnen uitoefenen. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%.

Uitsluitingsclausule arbeidsongeschiktheidsverzekering

Nadat de verzekerde een beroep heeft gedaan op zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering, heeft zijn verzekeraar zich beroepen op een in de arbeidsongeschiktheidsverzekeringsovereenkomst voorkomende bijzondere uitsluitingsclausule. Op grond van deze uitsluitingsclausule hoeft de verzekeraar geen uitkering te verlenen als de arbeidsongeschiktheid is ontstaan, bevorderd of verergerd door een handeling waarbij de verzekerde het leven en het lichaam bewust en roekeloos in gevaar heeft gebracht. Volgens de verzekeraar was hiervan sprake. De verzekerde, die het vanzelfsprekend niet eens was met de uitsluiting, heeft een rechtszaak aangespannen waarin hij vordert dat de verzekeraar wordt veroordeeld om alsnog verzekeringsdekking te verlenen. De rechtbank heeft de vordering afgewezen op grond van de eerdergenoemde uitsluitingsclausule. De verzekerde heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.

Uitleg uitsluitingsclausule arbeidsongeschiktheidsverzekering

In hoger beroep gaat het Gerechtshof Amsterdam eerst in op de manier waarop de uitsluitingsclausule moet worden uitgelegd en toegepast. Het gerechtshof is van oordeel dat aan de bewoordingen, waarin de uitsluitingsclausule is gesteld, de meest voor de hand liggende betekenis moet worden toegekend. Daar komt volgens het gerechtshof bij dat een dekkingsuitsluiting naar zijn aard beperkt moet worden uitgelegd, omdat dit strookt met het doel van de verzekering (inkomensbescherming) en het risico waartegen de verzekering dekking biedt (arbeidsongeschiktheid).

Volgens het gerechtshof moet de in deze zaak relevante uitsluitingsclausule zo worden uitgelegd dat arbeidsongeschiktheid alleen van dekking is uitgesloten als deze is veroorzaakt door een handeling waarbij de verzekerde zich daadwerkelijk bewust is geweest van het gevaar van zijn handelen voor leven en lichaam en de aanmerkelijke kans van de verwezenlijking van het gevaar bewust heeft aanvaard. Volgens het gerechtshof moet het daarbij gaan om subjectieve wetenschap bij de verzekerde, zodat een behoren te weten niet voldoende is om wetenschap aan te nemen.

Subjectieve wetenschap kan niet worden vastgesteld

Het gerechtshof oordeelt vervolgens dat deze vereiste subjectieve wetenschap niet vastgesteld kan worden bij de verzekerde. Volgens het gerechtshof pleit tegen de subjectieve wetenschap van de verzekerde dat niet hijzelf maar iemand anders het vuurwerk mee heeft genomen en dat hem niet was verteld om wat voor vuurwerk het ging. Dit is van belang omdat het volgens het gerechtshof onbetwist is dat de verzekerde nauwelijks iets wist van vuurwerk en er ook geen bijkomende uiterlijke kenmerken zijn gesteld waaruit de verzekerde de extreme explosiviteit van het vuurwerk had kunnen kennen. Voor het gerechtshof is verder van belang dat de verzekerde al enige uren op een feest met collega’s was, waarbij alcohol werd gedronken. Al deze omstandigheden wijzen er volgens het gerechtshof op dat het handelen van de verzekerde objectief gezien weliswaar zeer onverantwoordelijk en gevaarlijk was, maar dat het was ingegeven door baldadigheid, zonder dat daarbij de gevaren de revue zijn gepasseerd en op de koop zijn toe genomen. Het gerechtshof is met andere woorden van oordeel dat de vereiste subjectieve wetenschap bij de verzekerde niet aanwezig was. Op grond hiervan oordeelt het gerechtshof dat het beroep van de verzekeraar op het uitsluitingsbeding faalt en dat verzekeraar alsnog verzekeringsdekking moet verlenen.

Conclusie: verzekeraar moet schade ontstaan door afsteken van illegaal vuurwerk vergoeden

Uit het arrest blijkt dat de drempel voor subjectieve kennis van het gevaar hoog is. Vereist is dat de verzekerde daadwerkelijk bewust is geweest van het gevaar van zijn handelen voor leven en lichaam en de aanmerkelijke kans van de verwezenlijking van het gevaar bewust heeft aanvaard. Hoewel het afsteken van het vuurwerk zeer onverantwoordelijk en gevaarlijk was, zijn er volgens het gerechtshof onvoldoende feiten gesteld voor het oordeel dat deze subjectieve bekendheid er daadwerkelijk is geweest. Uit het arrest blijkt dat het voor verzekeraars in de praktijk erg lastig kan zijn om de subjectieve bekendheid te bewijzen. Lukt het de verzekeraar niet om deze subjectieve bekendheid te bewijzen, dan zal de rechter het beroep op een dergelijke uitsluitingsclausule afwijzen.