Kort Commentaar Omgevingsrecht | Week 44

31 oktober 2025

In deze blogreeks bespreken onze bestuursrechtadvocaten wekelijks enkele interessante uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak. In deze aflevering: wanneer is sprake van een bijbehorend bouwwerk, stikstof: passende maatregel, instandhoudingsmaatregel of beschermingsmaatregel.

Wanneer is sprake van een bijbehorend bouwwerk (ECLI:NL:RVS:2025:5094)

Vergunninghouder wenste op zijn perceel een garage én een botenhuis met daarop een gastenverblijf te realiseren. Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn verleende op 16 oktober 2020 een omgevingsvergunning voor deze bouwactiviteiten (garage plus botenhuis met gastenverblijf plus insteekhaven), onder meer op grond van de kruimelregeling van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Op grond van onderdeel 1, van bijlage II van het Bor kon een omgevingsvergunning voor een planologisch strijdige bouwplan worden verleend met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure voor een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan.

Het besluit werd aangevochten door de buren. Zij konden zich niet verenigen met het besluit en voerden onder meer aan dat het botenhuis ten onrechte was aangemerkt als ‘bijbehorend bouwwerk’.

Een bijbehorend bouwwerk werd in het Bor gedefinieerd als ‘uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak’. De Afdeling overwoog onder verwijzing naar de toelichting op het Bor en de toelichting op het op 1 oktober 2010 vervallen Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken dat een bouwwerk functioneel is verbonden met een woning als sprake is van vergroting van het woongenot. Aan de hand van dat criterium beoordeelt de afdeling de situatie en komt tot de conclusie dat het botenhuis het woongenot wel vergoot. Daarom was het botenhuis wel een bijbehorend bouwwerk.

Deze lijn van de Afdeling is niet nieuw. Ook in eerdere uitspraken werd aan de hand van het criterium ‘vergroting van het woongenot’ beoordeeld of sprake was van een bijbehorend bouwwerk. Zo overwoog de Afdeling in 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3381) dat in die zaak een tuinhuis niet kon worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk, omdat dat tuinhuis zou worden gebruikt voor een bed & breakfast. Met het gebruik als bed & breakfast was geen sprake van vergroting van het woongenot van de bewoner van het hoofgebouw, aldus de Afdeling.

In het Besluit bouwwerken leefomgeving is de definitie van bijbehorend bouwwerk één-op-één overgenomen uit het Bor. Om te bepalen of sprake is van een bijbehorend bouwwerk bij een woning onder de Omgevingswet, zal deze jurisprudentie naar verwachting relevant blijven.

Stikstof: passende maatregel, instandhoudingsmaatregel of beschermingsmaatregel (ECLI:NL:RVS:2025:5090)

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (GS) een verzoek om intrekking van een natuurvergunning door Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A en de Vereniging Leefmilieu (MOB) afgewezen. GS had in het primaire besluit en de beslissing op bezwaar gemotiveerd dat in 2017 en 2018 herstelmaatregelen waren uitgevoerd en diverse natuurherstelprojecten waren gerealiseerd. Tevens had het college gewezen op de gebiedsgerichte aanpak die het aan het opstellen is. Vanwege het feit dat de vergunde activiteiten ongeveer 0,13% bijdragen aan de achtergronddepositie, achtte het college het intrekken van de PAS-vergunning niet noodzakelijk.

De rechtbank had geoordeeld dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat de genoemde maatregelen passende maatregelen zijn en geen instandhoudings- of beschermingsmaatregelen. Onder meer tegen deze overweging kwam GS in hoger beroep op.

Onder verwijzing naar de PAS-uitspraak legt de Afdeling uit wanneer sprake is van welke maatregel:

  • van een beschermingsmaatregel is sprake als de maatregelen wordt getroffen in het kader van een toestemmingsprocedure;
  • instandhoudingsmaatregelen zijn gericht op het behoud of het herstel van een gunstige staat van instandhouding van de soorten en habitattypen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen;
  • passende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van (dreigende) verslechteringen en verstoringen die een significant effect kunnen hebben op de soorten en habitattypen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen.

Wanneer een college van gedeputeerde staten een verzoek om intrekking van een natuurvergunning wil weigeren, dan zal hij moet motiveren dat de door het college genoemde maatregelen voorzien in de noodzakelijke daling van stikstofdepositie binnen afzienbare termijn en dat daarmee de (dreigende) verslechtering en significante verstoring worden voorkomen. Bij een toereikende motivering is ook voldoende onderbouwd dat er sprake is van passende maatregelen en niet van instandhoudingsmaatregelen.

Met deze uitspraak zet de Afdeling helder uiteen wat van de colleges van gedeputeerde staten van de provincies verwacht wordt wanneer verzoeken om intrekking van natuurvergunningen worden gedaan en de colleges de vergunningen niet willen intrekken.

Heeft u zelf te maken met een kwestie in het Omgevingsrecht? Neem dan vooral contact op met één van onze specialisten: Sander van Gent, Charles van Mierlo en Tom Dekker.