In deze blogreeks bespreken onze bestuursrechtadvocaten wekelijks enkele interessante uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak. In deze aflevering: Standstill-bepaling in bestemmingsplan voorkomt niet dat een passende beoordeling gemaakt moet worden en mandaat zit op persoon en niet op functie.
Bij besluit van 24 september 2020 heeft de raad van de gemeente Haaren het bestemmingsplan “Buitengebied, herziening 2020” vastgesteld. Het plan van Haaren voorziet in een partiële herziening van de plannen “Buitengebied Haaren”, “Buitengebied Haaren, correctieve herziening” en “Buitengebied herziening 2014”. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan hebben een groot aantal appellanten beroep ingediend.
Wat al gelijk bijzonder is aan deze uitspraak is dat de gemeente Haaren per 1 januari 2021 was opgeheven. De verschillende kernen van de voormalige gemeente werden toegevoegd aan respectievelijk Oisterwijk, Boxtel, Tilburg en Vught. Zo waren ook ineens de gemeenteraden van die gemeenten partij bij de beroepszaak.
In de planregels van het bestemmingsplan van Haaren en het later, naar aanleiding van de gemeentelijke herindeling, vastgestelde plan van Vught hadden de gemeenteraden een zogenaamde standstill-bepaling opgenomen. In de planregels was opgenomen dat het houden van dieren uitsluitend was toegestaan, indien dit niet leidde tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van de ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie. Daarmee was beoogd dat een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie als gevolg van het houden van dieren niet mogelijk was, omdat dan sprake zou zijn van strijdig gebruik.
De Afdeling gaat hierin niet mee. Deze planregels zorgden er namelijk niet voor dat het niet mogelijk was dat door veehouderijen extern zou worden gesaldeerd. Op die manier zou de feitelijke stikstofdepositie zoals die bestond ten tijde van de vaststelling van het plan per saldo niet toeneemt, maar zou de stikstofdepositie van een individuele veehouderij wel kunnen toenemen. Vanwege het feit dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling die ten opzichte van de referentiesituatie leidt tot een toename van stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, dan moet dat plan passend worden beoordeeld omdat dan sprake is van een plan dat significante gevolgen kan hebben. Nu de (voormalige) gemeenteraden van Haaren en Vught geen passende beoordeling hadden gemaakt, konden de plannen niet in stand blijven. Met een tussenuitspraak worden alle gemeenteraden vanwege rechtsopvolging opgedragen om de planregels in overeenstemming te brengen met de Wet natuurbescherming.
Uit deze uitspraak blijkt dat de bedoeling van de voormalige gemeenteraad van de Haaren goed was: niet meer stikstofdepositie per veehouderij toestaan dan waarvan sprake was ten tijde van de vaststelling van het plan. Zonder dit voor iedere veehouderij afzonderlijk te regelen in het plan, dat waarschijnlijk niet te doen is, zal het bijzonder lastig worden om het plan zonder passende beoordeling vast te kunnen stellen. Wij zijn benieuwd hoe de verschillende gemeenteraden dit gaan oplossen.
De buurman van appellant heeft omstreeks op de grens van de beider percelen een sloot gegraven. Appellant was het daar niet mee eens en heeft vanwege die sloot een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Westerkwartier om handhavend op te treden tegen het graven van een sloot zonder de vereiste omgevingsvergunning. Bij besluit van 3 februari 2022 heeft het college het verzoek van appellant om handhavend op te treden tegen het zonder omgevingsvergunning en in strijd met het bestemmingsplan aanleggen van een sloot, afgewezen. In bezwaar was dit besluit in stand gebleven.
De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het besluit op bezwaar was genomen in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb. Zowel het primaire besluit, als het besluit op bezwaar was genomen door een teamleider Toezicht, Controle en Handhaving, maar wel twee verschillende personen die ten tijde van het nemen van hun besluiten in mandaat op dat moment die functie bekleedde. De rechtbank was, zo leiden wij uit de uitspraak af, van mening dat het primaire besluit en de beslissing op bezwaar niet beide door een teamleider Toezicht, Controle en Handhaving mocht worden genomen. Het komt ons voor dat er binnen de gemeente Westerkwartier één teamleider Toezicht, Controle en Handhaving was en dat er tussen het nemen van het primaire besluit en de beslissing op bezwaar een nieuwe teamleider was aangetreden.
De Afdeling gaat niet mee met de rechtbank. De Afdeling overweegt dat geen sprake was van strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb, omdat het primaire besluit en de beslissing op bezwaar door verschillende functionarissen waren genomen.
Met deze uitspraak maakt de Afdeling duidelijk dat de regeling van artikel 10:3, derde lid, van de Awb puur ziet op personen en niet op de functie die zij bekleden. Het lijkt echter een kwestie van toeval te zijn geweest dat geen sprake was van strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb. Immers, als er geen nieuwe teamleider was gestart, dan had de vorige teamleider het besluit mogelijk in mandaat genomen. Dat is echter wel puur speculatief dezerzijds.
Neemt u gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder!
Meldt u zich vrijblijvend aan voor onze nieuwsbrief.
Download het bestand.