De bewindvoerder zegt tegen de wil van de huurder zijn huurovereenkomst op; kan dat?

9 maart 2023

Rechtbank Noord-Holland 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:9374.

De woning van een huurder was een grote puinhoop. Daarnaast waren de resten van een hennepkwekerij in de woning aangetroffen. Na een lang traject waarbij de woningcorporatie – tevergeefs – met de huurder contact probeerde te krijgen, heeft de bewindvoerder van de huurder namens hem de huurovereenkomst opgezegd. De huurder was het hier niet mee eens en startte een procedure. In deze procedure staat de vraag centraal of de bewindvoerder namens de huurder een huurovereenkomst kan opzeggen of dat de bewindvoerder daarvoor een machtiging van de kantonrechter nodig heeft.

Beheert de bewindvoerder de huurovereenkomst?

Allereerst is het van belang dat het beheer van de huurovereenkomst volgens artikel 1:438 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toekomt aan de bewindvoerder. Volgens vaste rechtspraak is een huurovereenkomst aan te merken als een goed dat onder het bewind valt.[1] De bewindvoerder kan met betrekking tot de huurovereenkomst de huurder in en buiten rechte vertegenwoordigen (artikel 1:441 lid 1 BW). Daar zit wel een beperking aan. 

Bij het beschikken over een overeenkomst is namelijk een machtiging van de kantonrechter vereist, tenzij de handeling als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd of door rechterlijk bevel plaatsvindt (artikel 1:441 lid 2 sub a BW). Als deze beschikking niet aanwezig is, kan de woningcorporatie onder omstandigheden er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de bewindvoerder de huurder mag vertegenwoordigen. Tenzij de woningcorporatie met de beperkte reikwijdte van de bevoegdheid van de bewindvoerder bekend is. Als de woningcorporatie er gerechtvaardigd op mag vertrouwen dat de bewindvoerder de huurder mag vertegenwoordigen, kan de onbevoegdheid van de bewindvoerder niet tegen de woningcorporatie worden tegengeworpen. Zo oordeelde ook de rechtbank in deze uitspraak.  

Naderhand machtiging bewindvoerder beoordelen

Daarnaast volgt uit deze uitspraak dat de rechtbank ook naderhand kan beoordelen of –de machtiging zou zijn verleend als de bewindvoerder hier wel eerder om had gevraagd. Ook als de bewindvoerder niet bevoegd was en de woningcorporatie wist dat redelijkerwijs, staat het de rechter vrij te beoordelen of er een machtiging tot opzegging zou zijn verleend. De opzegging is rechtsgeldig en de huurder verbleef in de woning zonder rechtsgeldige titel. De vordering tot ontruiming is daarom toegewezen.

Bewindvoerder kan onder omstandigheden huurovereenkomst opzeggen

Woningcorporaties krijgen in overlastzaken vaak te maken met huurders die onder bewind staan. Het kan raadzaam zijn met de bewindvoerder in gesprek te gaan over het eventueel opzeggen van de huurovereenkomst. De bewindvoerder kan daar zelf ook een belang bij hebben omdat hij hiermee verdere kosten[2] kan voorkomen door zelf de huur op te zeggen namens de huurder. De bewindvoerder kan onder omstandigheden – in weerwil van de onder bewind gestelde huurder – de huurovereenkomst opzeggen.

Wilt u over het voorgaande meer informatie of huurrecht advies? Neem vrijblijvend contact op met een van onze specialisten.


[1] Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525, WR 2014/69.

[2] Denk hierbij aan buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten, verbeurde dwang- en huursommen.

Gerelateerde actualiteiten