Europees Hof van Justitie beslist: de openbaarheid van het UBO-register is in strijd met de privacy

23 november 2022

Sinds het voornemen van het UBO-register is de vraag gerezen in hoeverre het openbare karakter van het UBO-register in strijd is met de (Europese en nationale) privacywetgeving. Zo is in Nederland door  Stichting Privacy First al in 2020 een rechtszaak begonnen tegen de Nederlandse Staat over de mogelijke schending van de privacywetgeving door het UBO-register. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in een uitspraak van 22 november jl. bepaald dat het openbare karakter van het UBO-register in strijd is de met de privacy. Als gevolg hiervan is het UBO-register per direct niet langer publiek inzichtelijk.

Met de invoering van het UBO-register zijn alle Nederlandse entiteiten vanaf 22 maart 2022 verplicht om hun UBO(‘s) te registeren. Door de verplichting tot registratie van de uiteindelijk belanghebbende van een entiteit wordt beoogd financieel economische criminaliteit – zoals witwassen van geld en terrorismefinanciering – te verhinderen. In dit UBO-register worden privégegevens van de uiteindelijk belanghebbenden verwerkt. Tot gisteren waren deze gegevens grotendeels openbaar.

In onze eerder blogs en berichten zijn wij nader ingegaan op het UBO-register en de registratieplicht die voortvloeien uit de Europese antiwitwasrichtlijnen. Begin november bleek dat ongeveer 32,5% van de entiteiten haar UBO(‘s) nog niet geregistreerd had.

Uitspraak HvJ-EU

Ook in Luxemburg werd de vraag gesteld in hoeverre het UBO-register de privacy toets kon doorstaan. Gelijk aan Nederland was Luxemburg – op basis van de Europese richtlijnen – verplicht om bepaalde gegevens van de UBO(‘s) van juridische entiteiten op te nemen in een UBO-register. Veel gegevens uit dit UBO-register zijn openbaar toegankelijk. Tegen de opname van de gegevens in het (openbare) UBO-register werd een procedure aanhangig gemaakt bij de Luxemburgse rechter in eerste aanleg en vervolgens bij het Luxemburgse Hof.

Omdat het Luxemburgse Hof van mening was dat de openbaarmaking van de gegevens van een UBO mogelijk een onevenredig risico met zich meebrengt dat de grondrechten van de UBO in kwestie worden aangetast, heeft zij prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU). Die prejudiciële vragen richtten zich hoofdzakelijk op de vraag in hoeverre de uit de antiwitwasrichtlijnen voortvloeiende openbaarmakingsverplichting, in strijd is met de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens zoals opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Het HvJ-EU stelt hierover:

‘de bij laatstgenoemde richtlijn ingevoerde regeling, die voorziet in de toegang van de leden van de bevolking tot de informatie over de uiteindelijk begunstigden, leidt tot een aanzienlijk zwaardere aantasting van de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde grondrechten, zonder dat dit wordt gecompenseerd door de eventuele voordelen die deze laatste regeling ten opzichte van de eerste regeling zou kunnen bieden op het gebied van de strijd tegen het witwassen van geld en terrorismefinanciering’

Volgens het HvJ-EU gaat de regeling over de openbaarheid verder dan strikt noodzakelijk is en is deze regeling niet evenredig met het nagestreefde doel. Het HvJ-EU concludeert dan ook dat de openbaarmakingsverplichting van de antiwitwasrichtlijnen in strijd is met de eerder genoemde grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens.

De gehele uitspraak is te raadplegen via de volgende link: CURIA – Documents (europa.eu).

Gevolgen voor het Nederlandse UBO-register

Hoewel de Luxemburgse wetgeving niet geheel is aan de Nederlandse, heeft de uitspraak het HvJ-EU ook gevolgen voor Nederland. Onze nationale wetgeving is namelijk gebaseerd op de Europese antiwitwasrichtlijnen.

Met de uitspraak van het HvJ-EU lijkt per direct een streep te komen door het openbare karakter van het UBO-register. Met een kamerbrief heeft de Minister van Financiën aangegeven de inhoud van de uitspraak van het HvJ-EU nader te bestuderen, mede om na te gaan wat de exacte gevolgen voor het Nederlandse UBO-register zijn. Hierop vooruitlopend heeft de Minister de Kamer van Koophandel reeds verzocht om per direct geen informatie meer te verschaffen uit het UBO-register.

Let op: de verplichting tot de registratie van de UBO(‘s) van een entiteit blijft bestaan, zoals de Minister ook aangeeft in haar brief. Het niet voldoen aan deze registratieplicht kan leiden tot sancties, waaronder het opleggen van een boete.

De brief van de Minister van Financiën is te raadplegen via: Kamerbrief over tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit UBO-register | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl.

Wilt u meer weten over het UBO-register of de bescherming van uw privacy? Neem gerust contact op met een van onze ondernemingsrecht- of privacy specialisten.

gerelateerde actualiteiten