PFAS, hoe zat het ook alweer?

15 juli 2020

PFAS, lang gezegd: poly- en perfluoralkylstoffen, is de verzamelnaam voor zo’n zesduizend door de mens gemaakte stoffen die normaal gesproken niet in het milieu voorkomen, maar daarin geraken door emissies uit fabrieken die de stof maken of ermee werken.

De stoffen kenmerken zich door hun brandwerendheid en hun water- en vuilafstotendheid, waardoor de industrie de stoffen in de jaren zestig breed heeft ingezet. Zo bevinden de stoffen zich in antiaanbakpannen, autopolish en textiel.

Problematiek

Waar de PFAS ooit als wondermiddel werden gezien, worden de vier letters hedendaags vooral in verband gebracht met milieu- en gezondheidsrisico’s. Directe blootstelling aan PFAS, bijvoorbeeld door inname via grond- en drinkwater, kan gezondheidsklachten met zich meebrengen. De stoffen zijn bovendien mobiel, bioaccumulerend en persistent: ze verspreiden zich gemakkelijk in het milieu, hopen zich op in mens, dier en plant, en breken niet of nauwelijks af in het milieu.

Gevolgen van PFAS

De laatste tijd is er steeds meer aandacht gekomen voor deze risico’s en is geconstateerd dat de stoffen zich op méér plaatsen in Nederland in de bodem bevinden dan in eerste instantie was gedacht. Als gevolg hiervan zijn strenge normen voor hergebruik van de stoffen opgesteld, uit voorzorg, zodat in de tussentijd kan worden vastgesteld waar de grenswaarden voor schadelijkheid precies liggen. Voor landbouw en natuur zijn de regels het strengst, voor industrie en woningbouw iets minder, zij het dat de regels nog steeds streng zijn.

Onder meer bagger- en graafprojecten ondervonden veel problemen door de nieuwe normen, die onder meer zagen op hergebruik van grond en bagger met PFAS-vervuiling.

Normen en normontwikkeling

De zogenoemde 3,7,3,3-norm was van kracht. Grond die hergebruikt werd bij wonen en industrie mocht per kilogram maximaal 3 μg PFOS, 7 μg PFOA, 3 μg GenX en 3 μg overige PFAS (per individuele stof) bevatten. Per 29 november 2019 werd deze norm middels een geactualiseerde versie van het Tijdelijk handelingskader PFAS verruimd naar 0,8 µg per kilo grond voor PFOA en 0,9 µg per kilo voor PFOS voor hergebruik in natuur- en landbouwgebied, en storten onder grondwaterniveau. De grens voor hergebruik in landbouw en natuur of contact met grondwater ligt lager: 0,1 μg/kg.

Op 1 juli 2020 heeft het RIVM naar aanleiding van grootschaliger onderzoek door heel Nederland geadviseerd deze normen (zogeheten ‘achtergrondwaarden’) nogmaals te versoepelen voor twee soorten PFAS: PFOS en PFOA. Voor PFOS adviseert het RIVM een achtergrondwaarde van 1,4 μg/kg. Voor PFOA is dit 1,9 μg/kg. De nieuwe achtergrondwaarden maken het voor de overheid mogelijkheid het zogeheten Tijdelijk handelingskader PFAS opnieuw aan te passen.

Een achtergrondwaarde geeft aan hoeveel PFAS er al in de bodem zit. Als grond een lagere concentratie PFAS heeft dan de achtergrondwaarde, dan kan deze grond verplaatst worden binnen de regels van het Besluit bodemkwaliteit.

Overige veranderingen

Tijdelijk handelingskader PFAS (29 november 2019)

  • De voorwaarden waarbij verspreiden van baggerspecie (art 35 sub g Besluit bodemkwaliteit (Bbk)) in oppervlaktewater en toepassen van baggerspecie (art 35 sub d Bbk) in hetzelfde oppervlaktewaterlichaam (niet zijde diepe plas) zijn verduidelijkt en verruimd.
  • Toepassen van baggerspecie in niet-vrijliggende diepe plassen is onder bepaalde voorwaarden weer toegestaan tot het herverontreinigingsniveau van 3,7 μg per kilo voor PFOS en 0,8 μg per kilo voor PFOA en de andere (indivduele) PFAS.
  • De onderdelen 5 (gebiedsspecifiek beleid) en 7 (storten, reinigen, opslaan en saneren van PFAS-houdende grond en baggerspecie) zijn verduidelijkt en aangevuld, bijvoorbeeld over de mogelijkheden voor het storten van baggerspecie in de rijksbaggerdepots.

Gerelateerde actualiteiten