Meerwerk, een aanhoudende bron van discussie

9 december 2023

In de meeste bouwprojecten wordt vooraf een vaste prijs afgesproken waarvoor het werk moet worden uitgevoerd. Deze is gebaseerd op de vooraf begrote kosten van het werk, vermeerderd met een opslag voor winst en risico van de aannemer. Er wordt doorgaans afgesproken dat deze prijs vast is tot einde van het werk. In de praktijk is dat vaak niet het geval, omdat gaandeweg het werk wordt gewijzigd. De oorspronkelijk afgesproken prijs is dan niet toereikend om het werk te maken. De aannemer wil logischerwijs betaald krijgen voor dit extra werk, waar de opdrachtgever niet op zit te wachten. De opdrachtgever is van mening dat geen sprake is van meerwerk, omdat hij vindt dat het meerwerk tot het oorspronkelijke opdracht behoort en de aannemer is de tegenovergestelde mening toegedaan. In de wet is een bepaling van dwingend recht opgenomen die voor dergelijke geschillen soelaas moet bieden. Recentelijk heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen over deze bepaling, die voor de praktijk van groot belang is.

Artikel 7:755 BW

Dit artikel bepaalt dat als de opdrachtgever een wijziging van een aangenomen werk wenst, de aannemer alleen de afgesproken prijs mag verhogen als hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak voor de prijsverhoging. Op deze waarschuwingsplicht bestaat volgens dit artikel één uitzondering namelijk als de opdrachtgever uit zichzelf moet begrijpen dat de wijziging gevolgen heeft voor de oorspronkelijk afgesproken prijs.

Op grond van deze bepaling heeft rust op de aannemer een waarschuwingsplicht om de opdrachtgever erop te wijzen dat een wijziging in het werk prijsconsequenties heeft. Dit moet tijdig gebeuren, zodat de opdrachtgever nog tijd heeft om zich te bedenken. Een waarschuwing achteraf, als de wijziging al is uitgevoerd, zal doorgaans niet tijdig zijn en de aannemer loopt dan het risico de kosten van de wijziging niet door te kunnen berekenen.

Op deze waarschuwingsplicht van de aannemer bestaat volgens deze bepaling een belangrijke uitzondering. Als de opdrachtgever uit zichzelf moet begrijpen dat een wijziging gevolgen heeft voor de prijs, dan hoeft de aannemer niet te waarschuwen. De bedoeling hiervan is duidelijk. Een opdrachtgever die uit zichzelf moet snappen dat een wijziging niet tot de oorspronkelijke opdracht behoort hoeft daar niet voor gewaarschuwd te worden.

Uitspraak Hoge Raad

Over de reikwijdte van de uitzondering op de waarschuwingsplicht van de aannemer voor meerwerk heeft de Hoge Raad een jaar geleden een interessante uitspraak gedaan. Het ging in die zaak om het volgende. Afgesproken was dat aannemer raatliggers (een type stalen balk) zou leveren voor een vaste prijs, zonder extra bewerkingen. De raatliggers werden geleverd met extra bewerkingen, wat een meerprijs opleverde van 4,5 maal de oorspronkelijk afgesproken prijs. De opdrachtgever vond dat de aannemer hem had moeten waarschuwen en vooraf inzicht had moeten geven in de prijs van de extra bewerkingen. De Rechtbank en het Gerechtshof gaven de aannemer gelijk en kenden de prijsverhoging van het meerwerk toe. Dat kwam omdat de opdrachtgever in een mail aan de aannemer had laten weten dat hij begreep dat het werk niet voor de oorspronkelijke prijs kon worden uitgevoerd. Bij de Hoge Raad ging het om de vraag of de uitzondering op de waarschuwingsplicht van de aannemer ook gold als de aannemer vooraf geen inzicht heeft gegeven in de hoogte van de prijsverhoging. De Hoge Raad oordeelt dat als de opdrachtgever moet begrijpen dat het werk niet voor de oorspronkelijke prijs kan worden gemaakt, de aannemer niet hoeft te waarschuwen voor een prijsverhoging ook al heeft hij geen inzicht gegeven in de omvang van de prijsverhoging. Daar voegt de Hoge Raad aan toe dat als er vervolgens discussie is over de hoogte van het meerwerk dat de aannemer in rekening brengt, de meerprijs vastgesteld moet worden op basis van het bepaalde in artikel 7:752 lid 1 BW, waar staat dat als geen prijs is afgesproken, een redelijke prijs verschuldigd is. In de praktijk zal het erop neerkomen dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over een redelijke prijs, een onafhankelijk deskundige er aan te pas zal moeten komen om de prijs te bepalen.

Conclusie

De uitspaak van de Hoge Raad verschaft duidelijkheid over de reikwijdte van artikel 7:755 BW, in die zin dat duidelijk is dat als de opdrachtgever uit zichzelf moet begrijpen dat een wijziging in het werk tot prijsverhoging leidt, de aannemer niet voor een prijsverhoging hoeft te waarschuwen, ook al heeft hij geen inzicht gegeven in de prijsverhoging. Of daarmee geschillen over meerwerk zullen afnemen is de vraag, omdat nog steeds geschil blijft bestaan over de hoogte van de prijsverhoging.

Ter voorkoming van geschillen achteraf doen partijen er verstandig aan om ook bij meerwerk afspraken te maken over de omvang en prijs daarvan en de gevolgen daarvan voor de oplevertermijn en deze schriftelijk vast te leggen, voordat het meerwerk wordt uitgevoerd.

Gerelateerde actualiteiten