Het huwelijk en faillissement

2 juli 2015

Één van de redenen waarom echtgenoten huwelijkse voorwaarden maken, is bescherming van de ene echtgenoot (en het gezin) tegen de gevolgen van een faillissement van de andere (ondernemende) echtgenoot. Echtgenoten, die veronderstellen dat zij door middel van het maken van huwelijkse voorwaarden hun partner hebben gevrijwaard voor de gevaren van een faillissement, kunnen echter bedrogen uitkomen. De werking van artikel 61 van de Faillissementswet kan namelijk de huwelijkse voorwaarden doorkruisen. In deze economisch onzekere tijd is het de moeite waard om daarbij stil te staan.  

Een huwelijk zonder huwelijkse voorwaarden

Allereerst zal ik ingaan op de gevolgen van een faillissement van één van de echtgenoten, wanneer er geen huwelijkse voorwaarden zijn gemaakt. De echtgenoten zijn dan in gemeenschap van goederen gehuwd. Een faillissement van één van de echtgenoten heeft als zodanig geen gevolgen voor de huwelijksvermogensrechtelijke betrekkingen van de failliet: deze blijft getrouwd met alles wat daarbij hoort.

Artikel 63 lid 1 eerste volzin van de Faillissementswet bepaalt, dat het faillissement van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot, als faillissement van de gemeenschap wordt behandeld. Uit de woorden ‘enige gemeenschap’ volgt, dat artikel 63 niet alleen geldt voor de gemeenschap van goederen, maar ook voor de beperkte gemeenschap die echtgenoten in huwelijkse voorwaarden overeen kunnen komen.

Artikel 63 betekent allerminst, dat de andere echtgenoot zelf ook failliet is. Deze blijft volledig beheers- en beschikkingsbevoegd met betrekking tot de goederen die niet tot de gemeenschap behoren. Voor wat betreft het tot het faillissement behorend gemeenschapsvermogen heeft de niet failliete partner echter, net zoals de failliet, het beheer en de beschikking verloren en gaat dit over op de door de rechtbank benoemde curator.

Het terugnemen van goederen

Op grond van het bepaalde in artikel 61 lid 1 van de Faillissementswet kan de andere echtgenoot de hem of haar toebehorende goederen, die niet in de gemeenschap vallen, terugnemen. Bij echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, gaat het dan bijvoorbeeld om een onder uitsluitingsclausule verkregen schenking of erfenis. Uit het woord ‘terugnemen’ blijkt, dat hiervoor ‘actie’ dient te worden ondernomen door de echtgenoot van de failliet. De strekking van artikel 61 van de Faillissementswet is tweeledig. Enerzijds beschermt het artikel de andere echtgenoot door aan hem of haar het recht toe te kennen terug te nemen wat privé is, anderzijds beoogt het artikel de schuldeisers van de failliet te beschermen tegen samenspanning tussen de echtgenoten.

De bescherming tegen samenspanning van de echtgenoten komt tot uitdrukking in de strenge bewijsregels van artikel 61 Fw en dan met name in lid 4. Lid 4 beperkt het recht van terugneming tot die gevallen, waarin de echtgenoot van de failliet kan aantonen dat de gelden, waarmee het betreffende goed is aangeschaft, tot het privévermogen van die echtgenoot behoorden. Het bewijs dat de goederen met eigen middelen zijn gefinancierd dient op grond van het bepaalde in lid 4, te worden bewezen met bescheiden. Dat betekent dat er slechts schriftelijk bewijs is toegestaan, en dat bewijs door getuigen is uitgesloten.

Wat zegt de jurisprudentie?

Hoewel in de letterlijke tekst van artikel 61 lid 4 Fw uitsluitend wordt gesproken over ‘gemeenschap’  wordt er in de literatuur en jurisprudentie in het algemeen vanuit gegaan, dat het artikel een breder toepassingsgebied heeft dan de gemeenschap en ook van toepassing is op echtgenoten die op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd. Dit is dan gebaseerd op de strekking van artikel 61,  bescherming van de schuldeisers, hetgeen niet beperkt zou moeten zijn tot schuldeisers van in algehele gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten, maar ook heeft te gelden voor schuldeisers van echtgenoten die huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan.

Dit kan tot vervelende, onverwachte situaties leiden. Te denken valt aan de kostbare antieke kast, die de vrouw heeft aangebracht tijdens het huwelijk, maar niet voorkomt op de lijst van aanbrengsten; de sportauto die is gekocht door en geleverd aan de vrouw, maar die is betaald vanuit een rekening waarop door de failliete man en de vrouw gelden zijn betaald. Of het schilderij, dat door de vrouw is verkregen uit de nalatenschap van haar vader, maar niet is opgenomen in de akte van boedelbeschrijving of de aangifte van het recht van successie. En wat te denken van de vrouw, die een schilderij erft, dit niet mooi vindt en om die reden verkoopt en de verkoopopbrengst op haar bankrekening stort en vervolgens van die verkoopopbrengst een antiek sieraad  koopt op een veiling, maar de aankoopnota en het betalingsbewijs kwijt raakt, dan wel niet bewaart. In al  deze gevallen valt het goed in de boedel en lukt het de vrouw niet dit terug te nemen. In deze voorbeelden ben ik uitgegaan van een echtpaar, waarvan de man in staat van faillissement verkeert en de gevolgen daarvan voor de vrouw. Het omgekeerde komt uiteraard ook voor.

Het is dus niet voldoende, wanneer de echtgenoten zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en de echtelijke woning op naam staat van de andere echtgenoot, dan die in staat van faillissement is verklaard.  Er dient ook in dat geval door die andere echtgenoot te worden bewezen dat er met eigen middelen is gefinancierd. Het gaat deze blog te buiten om hier uitgebreid op in te gaan.

Moge het in ieder geval duidelijk zijn dat het hebben van huwelijkse voorwaarden geen rustig bezit is en dat men na het maken daarvan zeker niet achterover kan leunen. Veel echtgenoten veronderstellen, dat zij via het opstellen van huwelijkse voorwaarden de andere echtgenoot kunnen vrijwaren van de gevolgen van een mogelijk faillissement. Dat is echter lang niet altijd het geval. Zelfs als er huwelijkse voorwaarden zijn gemaakt kan de curator onder bepaalde voorwaarden rechten claimen op bepaalde privégoederen van de andere echtgenoot. Echtgenoten dienen zich dus gedurende de gehele duur van hun huwelijk bewust te blijven van hun vermogensrechtelijke positie ten opzichte van elkaar en daarop hun handelen aan te passen.

Gerelateerde actualiteiten