In deze blogreeks bespreken onze bestuursrechtadvocaten wekelijks enkele interessante uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak. In deze aflevering: wat is voorzienbaar bij planschade, en toch bouwen mogelijk maken binnen 50-metergrens mestopslag.
In de Hoeksche Waard zijn vijf windturbines geplaatst in Windpark Spui, met als planologische grondslag een provinciaal inpassingsplan (PIP). Dit PIP heeft aanleiding gevormd tot een flink aantal planschadeprocedures. Acht van deze zaken zijn in hoger beroep behandeld en de Afdeling heeft op 21 mei jl. uitspraak gedaan, onder andere in de bovengenoemde zaak.
Het honoreren van een planschadeverzoek dient aan een aantal voorwaarden te voldoen. Eén van de voorwaarden betreft de vraag of de planologische verslechtering voorzienbaar was voor de verzoeker. Als er sprake is van voorzienbaarheid brengt dat met zich mee dat er geen of een beperkte tegemoetkoming kan worden gegeven.
In de hierboven bedoelde zaak zijn door de Gemeentelijke Stuurcommissie (GS) en de initiatiefnemer van het windpark meer beroepsgronden naar voren gebracht gericht tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij aan een aantal verzoekers een planschadevergoeding is toegekend. In dit commentaar bespreken we de voorzienbaarheid.
GS betoogt dat uit de Nota Wervel van de provincie is af te leiden wat de potentiële windmolenlocaties in Zuid-Holland waren. Uit het digitale archief (de “Wayback Machine”) zou blijken dat deze Nota sinds december 2003 was te raadplegen op het internet. Een bezoeker van de website van de Provincie kon deze Nota vinden via slechts drie muisklikken en kon dan zien dat de locatie waarover het in deze zaak gaat als potentiële locatie was aangeduid. Dat is al voldoende om voorzienbaarheid aan te nemen, aldus GS. Daaraan voorafgaand was er een ontwerp van deze nota gepubliceerd en voor iedereen raadpleegbaar.
Dit was aangekondigd via een persbericht. Er zijn circa 50 bedenkingen binnengekomen over dit ontwerp, dus was het volgens GS bij een breed publiek bekend. Of het in een lokaal nieuwsblad was gepubliceerd was niet meer na te gaan, maar een redelijk handelend koper zal eerder zoeken op de website van de provincie.
De verzoeker had zijn investeringsbeslissing, te weten de aankoop van een horecagelegenheid, genomen in december 2006. Kon verzoeker op die datum kennisnemen van de Nota Wervel en zo nee, kon er anderszins kennis van worden genomen? De Afdeling herhaalt het reeds eerder gehanteerde criterium om te bepalen of er sprake is van voorzienbaarheid: “De voorzienbaarheid van een planologische wijziging dient beoordeeld te worden aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen.”
Het gaat erom of ten tijde van de investeringsbeslissing de verslechterende overheidsmaatregel redelijkerwijs kenbaar was. Het kan daarbij ook gaan om een concreet beleidsvoornemen. Daarvan was bijvoorbeeld sprake in de overzichtsuitspraak planschade van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582, r.o. 5.23, 5.26, 5.28 en 5.30). De Afdeling oordeelt dat GS niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellante de beleidstukken kon vinden en raadplegen ten tijde van de aankoopbeslissing. De beroepen van GS en de initiatiefnemer zijn op dit onderdeel dan ook ongegrond.
De les die deze uitspraak ons leert is dat een bestuursorgaan zal moeten zorgen voor een goed digitaal raadpleegbaar archief en dat duidelijk is dat dit archief ten tijde van de besluitvorming voor iedereen zonder hindernissen raadpleegbaar was. Daarbij moet duidelijk zijn dat het beleidsvoornemen voldoende concreet is, in dit geval wat de voorkeurslocaties waren voor een windpark in Zuid-Holland.
De raad van Oldebroek stelt een bestemmingsplan vast dat het realiseren van 36 woningen mogelijk maakt. Een appellant heeft een agrarisch bedrijf in de directe omgeving en betoogt dat een goed woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen niet gewaarborgd is vanwege de aanwezigheid van zijn mestopslag. De zaak was in 2023 al eerder door de Afdeling behandeld. In die uitspraak (ECLI:NL:RVS:2023:2416) oordeelde de Afdeling dat de raad geen rekening had gehouden met de aanwezigheid van een legaal aangebrachte mestplaat. De raad stelde het plan opnieuw vast en was van mening dat, na onderzoek, gebleken is dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is gewaarborgd. De mestplaat werd positief bestemd. Bovendien gaat het belang van de woningbouw voor de belangen van het bedrijf, omdat het gebruik van de mestplaat niet noodzakelijk zou zijn voor de bedrijfsvoering. De mestplaat lag deels op minder dan 50 meter van de meest dichtbij gesitueerde woning. Dat is in strijd met de afstandsnorm genoemd in art. 3.46, eerste lid van het Activiteitenbesluit.
Dat betekent dat de nieuwe bewoners van de nieuwbouw handhaving van deze norm zouden kunnen vragen, ongeacht de vraag of hun woon- en leefklimaat aanvaardbaar zou zijn. De raad heeft laten weten dat het College niet op eigen initiatief tot handhaving zal overgaan. Als er door derden om wordt verzocht, zal dat alsnog wel moeten. Voortzetting van het gebruik van de mestplaat wordt dan precair. Dat de raad bereid is de kosten van een verplaatsing te betalen maakt dat niet anders, aldus de Afdeling.
De Afdeling vernietigt het besluit tot vaststelling van het plan wegens strijd met art. 3.1., eerste lid Wro. Aan appellant wordt niet de vereiste duidelijkheid geboden en de raad brengt hem in een rechtsonzekere situatie, waarbij de Afdeling er nog op wijst dat de raad de mestplaat zelf positief heeft bestemd.
Uit deze uitspraak blijkt dat het scheppen van een planologische grondslag waarbij op voorhand door de raad gekozen wordt voor een soort gedoogconstructie die geen stand kan houden, een heilloze weg is. Op voorhand bepalen dat een situatie gedoogd wordt om een woonwijk mogelijk te maken is geen goede ruimtelijke ordening. Er is geen reden om aan te nemen dat er onder de Omgevingswet anders zou zijn geoordeeld.
Heeft u vragen over het omgevingsrecht? Neem dan gerust contact op met onze specialisten: Sander van Gent, Charles van Mierlo en Tom Dekker.
Neemt u gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder!
Meldt u zich vrijblijvend aan voor onze nieuwsbrief.
Download het bestand.