In deze blogreeks bespreken onze bestuursrechtadvocaten wekelijks enkele interessante uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak. In deze aflevering: opdracht tot aanvullen omgevingsplan, ook zonder bouwregels is de bouw van een woonark in overeenstemming met bestemmingsplan en handhavingsverzoek bepaalt omvang geding.
Bij besluit van 14 oktober 2021 heeft de raad van de gemeente Maasdriel het bestemmingsplan “Kerkdriel Noord, Paddenstoelenbuurt” en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld. Met de uitspraak van 3 juli 2024 heeft de Afdeling het beroep tegen het bestemmingsplan ongegrond verklaard en de raad opgedragen om de gebreken in het exploitatieplan te herstellen.
In de onderhavige uitspraak beoordeelt de Afdeling of de raad de gebreken heeft hersteld. Dat blijkt niet het geval. De Afdeling vernietigt daarom het exploitatieplan. Het gevolg daarvan is dat sprake is van een vastgesteld bestemmingsplan, dat daardoor van rechtswege onderdeel vormt van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Echter, voor de realisering van de in dat bestemmingsplan voorziene ruimtelijke ontwikkelingen bestaat door de vernietiging van het exploitatieplan geen publiekrechtelijke regeling voor het wettelijk verplichte kostenverhaal. Daarbij is van belang dat voor de realisering van die ontwikkelingen ook niet is voorzien in een privaatrechtelijk kostenverhaal. De raad moet daarom op grond van de Omgevingswet een nieuw besluit nemen. Kostenverhaal langs publiekrechtelijke weg dient op grond van paragraaf 13.6.3 van de Omgevingswet te gebeuren door het omgevingsplan aan te vullen met een regeling. De Afdeling geeft de raad dan ook de opdracht om dat binnen één jaar te doen.
Vanwege het vervallen van de aanhoudingsplicht van artikel 3.5 van de Wabo, zouden omgevingsvergunningen voor nieuwe ontwikkelingen die voldoen aan het omgevingsplan moeten worden verleend, zonder dat de verplichte kosten (publiekrechtelijk) kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer. Dat is dan ook de reden dat de Afdeling een voorlopige voorziening treft in de vorm van een aanhoudingsverplichting voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor de kostenverhaal plichtige bouwactiviteiten, die uiterlijk na de te stellen termijn komt te vervallen.
Omgevingsplannen kunnen op twee verschillende manieren worden gewijzigd/aangevuld: per gebied en per thema. Kortgezegd komt het erop neer dat bij gebiedsgericht (locatiegewijs) wijzigen een deel van het omgevingsplan wordt gemaakt voor een afgebakend gebied en bij thematisch (regelgewijs) wijzigen bepaalde regels op een onderwerp worden gewijzigd voor het gehele grondgebied van de gemeente. De raad moet nu voor het gebied waar het vastgesteld bestemmingsplan (thans omgevingsplan) op ziet binnen een jaar het omgevingsplan aanvullen met de regels over kostenverhaal. Wellicht dat de raad nog helemaal niet zo ver was om kostenverhaalregels op te nemen in het omgevingsplan, maar zal dat voor dit bepaalde gebied nu dus wel moeten.
Op 30 januari 2020 heeft appellant een omgevingsvergunning aangevraagd voor onder meer het bouwen van een woonark met bijgebouw. Het college had zich op het standpunt gesteld dat een woonark niet in het bestemmingsplan paste, omdat in de planvoorschriften geen bouwregels voor woonarken zijn opgenomen. Vanwege deze strijd met het bestemmingsplan had appellant de aanvraag moeten voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, volgens het college. Toen appellant deze niet had overgelegd, heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld.
De rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag buiten behandeling mocht laten, omdat een ruimtelijke onderbouwing ontbrak. De Afdeling is het daar niet mee eens en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Onder verwijzing naar een uitspraak van 17 december 2014 overweegt de Afdeling dat een beschrijving in hoofdlijnen de wijze weergeeft waarop de doeleinden van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. Wanneer een in de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen artikel duidelijk en concreet is geformuleerd, kan dit functioneren als rechtstreeks toetsingskader.
In casu was dat het geval. Op de plaats waar de woonark moest komen, is de bestemming “Water met natuur- en landschapswaarde” van toepassing. In de planvoorschriften zijn de doeleinden van deze bestemming opgenomen en in het tweede lid van dit artikel staat de beschrijving in hoofdlijnen bij die bestemming. Uit de planvoorschriften blijkt dat de gronden met de bestemming “Water met natuur- en landschapswaarde” en waar tevens op de plankaart ’ligplaats voor een permanent woonschip’ staat aangegeven, mede bestemd zijn voor een permanent woonschip. Niet in geschil is dat de locatie waarvoor appellant een aanvraag heeft gedaan om een woonark te bouwen mede bestemd is voor een ligplaats voor een permanent woonschip. Het planologisch gebruik van die locatie voor een permanent woonschip is daarom toegestaan.
De Afdeling is van oordeel dat de beschrijving in hoofdlijnen in de planvoorschriften voldoende duidelijk en concreet is geformuleerd, zodat dit als rechtstreeks toetsingskader voor het bouwplan kan gelden. In dat artikel is namelijk de maximale lengte, breedte, goothoogte, nokhoogte en inhoud vastgelegd die geldt voor een woonschip, en vastgelegd dat per aanduiding die op de plankaart is aangegeven slechts één ligplaats voor een woonschip is toegestaan.
Uit deze uitspraak blijkt dat de doeleindevoorschriften geen toestemming geven voor een bouwplan. In beginsel zijn daar ook bouwregels voor nodig. Indien echter een in de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen artikel duidelijk en concreet is geformuleerd, kan een bouwplan daaraan getoetst worden. Indien het bouwplan daarmee in overeenstemming is, dan zal de omgevingsvergunning moeten worden verleend, ook al ontbreken er bouwregels voor het betreffende bouwwerk.
Appellant heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) verzocht om handhavend op te treden tegen de ervaren parkeeroverlast van ouders en leerlingen van de Christelijke Basisschool (DBS) Jan van Nassau en geluidsoverlast door gebruikers van het naastgelegen Grevelingenveld. Bij besluit van 20 mei 2022 heeft het college het door appellant ingediende verzoek om handhaving afgewezen.
In beroep heeft appellant aangevoerd dat het gebruik van het plein door de school en kinderopvang niet past binnen de bestemming ‘Groen’. Volgens appellant had het college ook daartegen moeten handhaven. De Afdeling overweegt onder verwijzing naar vaste rechtspraak dat de reikwijdte van een handhavingsverzoek na het primaire besluit niet meer kan worden uitgebreid. De inhoud van het verzoek is bepalend voor de omvang van het geding, aldus de Afdeling.
Net als bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, bepaalt het handhavingsverzoek – dat ook een aanvraag in de zin van artikel 1:3 Awb is – de reikwijdte van het daarop te nemen besluit. Ondanks de beginselplicht tot handhaving die op het college rust, kan ook indien sprake is van een andere overtreding dan waarop het handhavingsverzoek op zag, die overtreding geen onderdeel vormen van de procedure die gaat over het handhavingsverzoek. Daartoe zal dan ook een nieuw handhavingsverzoek moeten worden ingediend.
Neemt u gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder!
Meldt u zich vrijblijvend aan voor onze nieuwsbrief.
Download het bestand.