Arbeidsrecht update | Onrechtmatige concurrentie zonder concurrentiebeding?

19 november 2023

Wanneer tussen werkgever en werknemer geen concurrentiebeding is overeengekomen, kan er na het eindigen van het dienstverband toch sprake zijn van onrechtmatige concurrentie. Hierover werd recentelijk nog beslist door de rechtbank Rotterdam. In deze blog komen de uitspraak van de rechtbank en de vereisten voor onrechtmatige concurrentie aan bod.

De werknemer is sinds 2015 in dienst bij de werkgever. Hij heeft onder meer de functies van Accountmanager en Salesmanager bekleed. Begin 2021 richt de werknemer een eigen onderneming op. Hij treed in september van dat jaar uit dienst en begint met het verkopen van sterk vergelijkbare producten. De werkgever stelt dat werknemer met zijn nieuwe onderneming onrechtmatig concurreert en sommeert hem onmiddellijk deze concurrerende activiteiten te staken.

Tussen partijen is geen concurrentie- of relatiebeding gesloten. Dit betekent dat het de werknemer in beginsel vrij stond om zich na afloop van de arbeidsrelatie in vrije concurrentie met zijn voormalig werkgever te begeven. Bijkomende omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat het handelen van de werknemer als onrechtmatige concurrentie moeten worden aangemerkt.

Vereisten onrechtmatige concurrentie

Van onrechtmatige concurrentie is sprake indien is voldaan aan de volgende drie vereisten:

  1. het stelselmatig en substantieel afbreken;
  2. van het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werkgever in het kader van de arbeidsovereenkomst heeft meehelpen opbouwen;
  3. met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn vorige werkgever ter beschikking kreeg.

Bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat, ook wanneer niet is voldaan aan bovenstaande criteria, er toch sprake kan zijn van onrechtmatige concurrentie. Dit kan het geval zijn als sprake is van het beconcurreren van de voormalige werkgever tijdens het dienstverband.

Oordeel van de rechter

Zes klanten van de werkgever zijn overgestapt naar de nieuwe onderneming van de voormalige werknemer. In beginsel betekent dit een afbreuk van het bedrijfsdebiet. De kantonrechter oordeelt daarentegen dat geen sprake is van een afbreuk van het duurzame bedrijfsdebiet, die ook stelselmatig en substantieel moet zijn. De werkgever heeft onvoldoende onderbouwd dat hij een duurzame relatie had met deze zes klanten. Gelet op het grote klantenbestand van de werkgever is het overstappen van zes klanten geen substantiële afbreuk van zijn bedrijfsdebiet. Uit de omzetcijfers blijkt immers dat deze klanten over 2022 slechts voor 5,3% van de omzet zorgden. Ook van de vereiste stelselmatigheid van de afbreuk van het bedrijfsdebiet is niet gebleken. Dat de werknemer sterk vergelijkbare producten op de markt brengt, is volgens de kantonrechter onvermijdelijk. Het aanbod van producten is toegespitst op wat tegenwoordig in de mode is. Tot slot is niet gebleken dat de werknemer gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie. Het enkele doorsturen van informatie naar zijn privé e-mailadres, waaronder catalogi, technische productinformatie en adreslijsten, betekent volgens de rechter nog niet dat hij deze informatie heeft gebruikt om met zijn werkgever te concurreren. De kantonrechter concludeert dat geen sprake is van onrechtmatige concurrentie, nu niet is voldaan aan de drie gestelde vereisten.

Vervolgens oordeelt de rechter dat niet is voldaan aan de bijzondere omstandigheid dat werknemer tijdens zijn dienstverband al aan het concurreren was met zijn werkgever. Het daadwerkelijk beconcurreren is pas ná afloop van het dienstverband begonnen. Dat de werknemer in eigen tijd voorbereidingen treft voor het oprichten van een onderneming doet hier niet aan af en is op zichzelf toegestaan.